13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
In Oostenrijk is altijd alles het ergste geweest.
De stad Salzburg is een katholiek-stompzinnig-nationaalsocialistisch bastion.
Oostenrijk is een farce.
Het zijn weinig vleiende woorden, waarmee de schrijver die mij voor ogen staat, zijn eigen land bedacht. Zijn toneelstukken, verhalen en romans waren altijd goed voor een stevige discussie. In 1968 kreeg hij de Oostenrijkse Staatsprijs, maar zijn dankrede werd gezien als een 'belediging voor Oostenrijk'. Zijn toneelstuk Heldenplatz vormde de aanleiding voor een ongeëvenaarde ophef in de Oostenrijkse media en politiek. Ik heb het over de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard, die leefde van 1931 tot 1989.
Bernhards werk gaat vaak over uitzonderlijke schrijvers, wetenschappers en musici die zich in weerwil van hun omgeving voor geniaal houden. Het zijn fanatieke Einzelgänger die zich afzetten tegen de 'domme massa'. Ze richten hun pijlen op alles wat hun omgeving heilig is: de staat, de katholieke kerk en boegbeelden van de Oostenrijkse cultuur.
Het Weense Burgtheater? Een bouwval, waar nog slechter toneel wordt gespeeld dan in het Oostenrijkse parlement. De Salzburger Festspiele? Een pretentieuze parade, met als boze bedoeling de wereld wijs te maken dat Oostenrijk een beschaafd land zou zijn. Bernhard hekelde de culturele elite van Salzburg en Wenen, die juist door haar pretenties nog achterlijker zou zijn dan de boeren in de bergen.
'Nestbevuiler' en 'vaderlandsverrader' noemde de boulevardkrant Neue Kronen Zeitung hem. De rechtsradicale FPÖ van Jörg Haider voerde in de jaren tachtig campagne met de leus 'Wilt u Bernhard en Jelinek – of kunst?'. Een hoogtepunt bereikte de publieke ophef rond Bernhard in 1988. Het vermaarde Weense Burgtheater vierde zijn honderdjarig jubileum en directeur Claus Peymann vroeg zijn vriend Thomas Bernhard een stuk te schrijven. Maar 1988 was ook het jaar waarin Oostenrijk de Anschluss aan Hitler-Duitsland in 1938 herdacht. Zo'n 200.000 enthousiaste Oostenrijkers bejubelden toen hun landgenoot Hitler op de Heldenplatz.
Bernhard liet in zijn stuk Heldenplatz een joodse professorenfamilie uit Oxford terugkeren naar Wenen. De stad is weer welvarend, maar de spoken uit het verleden waren nog rond. Professor Joseph Schuster is na zijn terugkeer uit Engeland uit het raam gesprongen, omdat hij niet aan Wenen en de Weners kon wennen. Zijn dochter wordt op straat bespuugd, omdat ze joods is. Zijn vrouw krijgt het geschreeuw van de massa uit 1938 maar niet uit haar hoofd. In Oostenrijk, luidt de sombere conclusie, is sinds 1938 niets veranderd. De Oostenrijkers zijn een dom en gemeen volk.
Tegenstanders stortten zakken mest uit over de trappen van het Burgtheater. Beschuldigingen over een onverwerkt verleden wilde men liever niet horen, al helemaal niet uit de mond van Bernhard, die vuile nestbevuiler. De Weense burgemeester eiste dat het stuk niet zou worden opgevoerd. Jörg Haider wilde Claus Peymann ontslaan. Kurt Waldheim beschouwde het stuk als een 'grove belediging van het Oostenrijkse volk'. Kurt Waldheim, inderdaad. De Oostenrijkse president die twee jaar daarvoor zelf over zijn onverwerkt verleden was gestruikeld.
Dit jaar, twintig jaar na zijn dood, viert Oostenrijk het Thomas Bernhard-jaar. En dit jaar, twintig jaar na zijn dood, lijkt haast iedereen van Bernhard te houden.
Bij de Duitse uitgeverij Suhrkamp verschijnen Bernhards Städtebeschimpfungen: zijn scheldkanonnades over München, Düsseldorf en Hamburg. Kennelijk doe je niet meer mee als Bernhard je niet heeft uitgescholden.
Ook in zijn vaderland is Bernhard niet langer een gewraakt, maar een gevierd auteur. 'Volkomen onbegrijpelijk', noemt de Weense krant Die Presse de ophef rond Bernhard tijdens zijn leven. Dezelfde krant die bij de première van Heldenplatz tot zijn felste criticasters behoorde, biedt haar lezers nu dvd's van Bernhards toneelstukken aan. Zelfs het dorpje Traunstein, waar de schrijver van zijn zesde tot zijn elfde woonde, organiseert een 'ausführliches Veranstaltungs-Programm zum Traunsteiner Thomas Bernhard Jahr'. Het zal worden geopend door de Altoberbürgermeister – een titel die je onwillekeurig aan een figuur uit een van Bernhards toneelstukken doet denken. Het ontbreekt er nog maar aan dat de Oostenrijkse staatsprijs voor literatuur in de 'Thomas Bernhard-prijs' wordt omgedoopt.
Heeft Bernhards werk aan zeggingskracht ingeboet, nu hij in de Oostenrijkse canon is opgenomen? Zijn Bernhards pijlen bot geworden, nu hij niet langer een Skandaldichter, maar een Staatsdichter is? Daar lijkt het vooralsnog niet op. Ik heb daarvoor drie aanwijzingen.
In de eerste plaats zijn Bernhards teksten te nauw met de Oostenrijkse en Duitse identiteit – en vooral de zoektocht naar die identiteit – verweven, om er al te gemakkelijk afstand van te kunnen nemen. Naast het beroemde gelijknamige gedicht van Ernst Jandl is er geen tekst die zo diep raakt aan collectieve traumata, angsten en verwachtingen in Oostenrijk als Thomas Bernhards toneelstuk Heldenplatz. Bernhards werk vormt een onuitputtelijke bron voor iedereen die zich bezig wil houden met het collectieve geheugen van de Oostenrijkse natie.
In de tweede plaats is er de literaire kwaliteit van Bernhards werk, zijn vernieuwende omgang met literaire genres en conventies. Die komt juist sterker naar voren nu al die chaos en rumoer achter ons ligt. Zo is zijn vijfdelige autobiografie een van de hoogtepunten van het genre in de Duitstalige literatuur. Bij Bernhards toneelstukken valt vooral zijn gave op, retorisch buitengewoon effectvolle teksten te kunnen schrijven. Bernhards toneelteksten zijn door de voortdurende variatie op een thema niet alleen zeer muzikaal, maar vaak ook zeer humoristisch. Niet voor niets is Bernhard een van de favoriete auteurs van veel dramaturgen en toneelspelers.
In de derde plaats beheerst geen andere auteur de kunst van het provoceren zo als Bernhard. Want dit is Bernhards grootste kwaliteit: zijn vermogen de toeschouwer of lezer te prikkelen en tot een reactie te dwingen. Uit de schandalen rond Bernhard blijkt dat men gedwongen was hem serieus te nemen. De Oostenrijkse schrijver dwong zijn publiek – ook het publiek dat normaal niet op het gerieflijke rode pluche neerstrijkt – op zijn uitspraken over de machthonger van politici en de slechte smaak van de massa in te gaan. Je kon Bernhard niet negeren.
De discussie over Bernhard werpt daarnaast een interessant licht op het cultuurpolitieke debat zoals dat in Duitstalige landen gevoerd wordt. En dat is anders dan in ons land.
In felle discussies wordt bepaald welke plaats bepaalde aspecten van het verleden in het collectieve bewustzijn in zouden moeten nemen. Er is een boeiende gedachtewisseling over heden en verleden, vaak naar aanleiding van uitspraken van kunstenaars. Het culturele debat staat niet los van het politieke. Daardoor zijn er in Duitsland en Oostenrijk nog altijd vijanden van Bernhard, die zijn werk bestrijden, zoals de schrijver Martin Walser, en fervente aanhangers, die zich met hem verwant voelen, zoals Elfriede Jelinek. Twintig jaar na zijn dood is Bernhard zelf een drager van herinnering geworden, die wordt ingezet in het politieke en culturele debat.
Literatuur is in Duitsland en Oostenrijk, meer dan in Nederland, een politiek medium – een medium dat daardoor sterk in de belangstelling van politiek en cultuur staat. Dat heeft natuurlijk veel met het Duitse en Oostenrijkse verleden te maken. Toch zou je willen dat ook Nederland wat vaker op het scherp van de snede debatteerde. Je zou willen dat er ook in Nederland een schrijver opstond die ons eens goed wakker zou schudden door te zeggen: 'In Nederland is altijd alles het ergste geweest'.
Jerker Spits, 13 mei 2009