13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
Over het leervermogen van wetenschappers hebben we allemaal wel ideeën. Als u student bent, verwacht u natuurlijk dat ik ga vertellen dat wetenschappers hun vermogen om iets nieuws te leren verliezen zodra ze een vaste aanstelling krijgen. Dat ze vanaf dat moment alleen nog maar op oude ideeën teren en vasthouden aan achterhaalde inzichten. Dat ze steeds meer op levende fossielen gaan lijken en dat er pas weer vooruitgang in de wetenschap mogelijk is als de oude generatie is uitgestorven.
Oudere wetenschappers denken daar vaak wat genuanceerder over. Zij zijn meer geneigd om hun verstarring te beschouwen als een deugd en sommigen hebben hem tot een ware kunstvorm verheven. Wetenschappelijke vooruitgang is tenslotte alleen mogelijk wanneer iemand een onwaarschijnlijk idee een serieuze kans geeft. Als wetenschappers hardnekkig aan hun ideeën vasthouden, is dat niet uit hardleersheid, maar omdat ze het nu eenmaal beter weten dan anderen. Een Waar Onderzoeker laat zich niet misleiden door de waan van de dag, maar roeit vasthoudend tegen de stroom op tot hij of zij uiteindelijk door nieuwe ontwikkelingen in het gelijk wordt gesteld.
Geen beter studieobject wat dat betreft dan David de Wied. Als het om leren ging, wist hij waar hij het over had, want leren stond centraal in zijn onderzoek. Bij het grote publiek maakte hij furore met wat in de wandeling 'de leerpil' ging heten. Die pil moest overigens niet het leren van nieuwe dingen bevorderen, maar juist het onthouden van oude. Waarom dan toch de naam leerpil? Daar kom ik op terug.
In proeven met ratten had De Wied vastgesteld dat bepaalde hormonen een rol spelen in het functioneren van de hersenen. Hij ging er nu vanuit dat, net zoals suikerziekte wordt veroorzaakt door een tekort aan het hormoon insuline en te behandelen valt door dat hormoon kunstmatig toe te dienen, ook allerlei mentale gebreken zouden kunnen worden verholpen door de kennelijk ontbrekende hormonen aan te vullen. Als u deze redenering niet kunt volgen, is dat niet erg, want er klopt geen snars van.
Een probleem bij dit soort onderzoek is of je effecten van een bepaalde stof op het gedrag van ratten mag extrapoleren naar het menselijk brein. De Wied bestudeerde het leervermogen in opstellingen met beloning en straf. Met stroomstootjes of voer werd een rat gedresseerd om op een signaal in een paal te klimmen. Dat is natuurlijk herkenbaar. Het lijkt erg op de manier waarop wij onze leerlingen onderwijzen. Studenten krijgen een voldoende of een onvoldoende en leren dan dat de Eerste Wereldoorlog begon in 1914; althans, ze leren dat ze op een betreffende vraag dat antwoord moeten geven.
Maar bij wetenschappers werkt dat anders. Wetenschappers zijn uitgeleerd; ze worden niet systematisch in experimentele opstellingen gedresseerd. Wat nog het dichtst bij een dergelijke opstelling komt, is een quiz over hun onderwerp. Het zou interessant zijn om te kijken hoe bijvoorbeeld historici zouden reageren als ze in zo'n quiz systematisch zouden worden beloond voor het antwoord dat de Eerste Wereldoorlog begon in 1918 en eindigde in 1914. Mijn gok is dat ze heel lang stug zouden volhouden dat dat andersom moet zijn, ook al levert hun dat niets op.
Je kunt wetenschappers dus geen nieuwe trucjes leren. Als ze al leergedrag vertonen, dan alleen in het vrije veld. Ik wend mij opnieuw tot De Wied. Toen De Wied in de jaren zestig hoofd werd van het farmacologisch laboratorium in Utrecht, verwachtte hij van zijn medewerkers daar dat zij belangrijk onderzoek zouden doen. Een van die mensen, die belast was met het onderwijs aan studenten tandheelkunde, vond dat hij dan maar iets met tandpasta moest doen. Op de tubes van het toendertijd bekende merk MacLeans stond te lezen dat het product chloroform bevatte. Chloroform is slecht voor de lever, dus het leek de moeite waard te kijken of er ook schadelijke effecten waren.
Genoemde medewerker nam dus een bak muizen en een stompe injectiespuit en spoot daarmee de muizen de maag vol met MacLeans tandpasta. Gewoon, zo'n spuit gaat door de bek en de keel naar binnen, in de slokdarm, en dan maar spuiten. In deze tijd deed men nog niet kinderachtig over dierproeven als de volksgezondheid ermee gediend was. Deze behandeling werd een paar weken lang zo eens in de twee dagen herhaald. Na verloop van die tijd bleek precies wat de onderzoeker had verwacht: zo'n dieet is niet gezond. Hij ging met zijn resultaat naar de pers en het Utrechts Nieuwsblad pakte groot uit met een kop: Utrechtse onderzoeker ontdekt dat MacLeans tandpasta giftig is.
Wat leerde dit aan De Wied? Nu, niet iets over tandpasta, maar wel iets over de pers in Nederland. Hij en zijn medewerkers schudden het hoofd over de onwetendheid van de journalisten. Zij leerden dat de je pers in Nederland alles wijs kunt maken als het over wetenschap gaat en dat journalisten de meest idiote conclusies zullen trekken.
Jaren later dacht De Wied zelf een belangrijke ontdekking te hebben gedaan: die stofjes in de hersenen, die volgens hem de belofte inhielden van een behandeling van bijvoorbeeld geheugenverlies, dementie en schizofrenie. Nu liep hij zelf naar de pers. Hij kwam op de tv en gaf een interview aan Playboy,. En hij was natuurlijk heel verbaasd dat de manier waarop een en ander in de pers werd opgepikt, volstrekt niet met zijn wetenschappelijke inzichten strookte.
In de pers werd De Wied de man van de leerpil – een term die niet door hem bedacht was en die hem eerlijk gezegd een gruwel was. En als man van de leerpil was hij tevens een soort boeman. Ieder welopgevoed mens in de jaren zeventig wist dat mentale gebreken niet werden veroorzaakt door een defect in de hersenen, maar door scheve sociaal-economische verhoudingen. Schizofrenie behandel je dus niet door aan de hersenen te sleutelen, maar door de maatschappij te veranderen. De Wied met zijn pillen werd uitgemaakt voor fascist en antisemiet.
In vaktermen heet zoiets negatieve feedback. Een intelligent proefdier zou daarvan leren dat hij de pers verder maar zo veel mogelijk links moet laten liggen. De Wied echter bleef echter de publiciteit zoeken en bleef hopen dat hij zijn werk beter kon uitleggen. Ook in deze veldobservaties zien we dat wetenschappers een toonbeeld van hardleersheid zijn.
De Wied probeerde het wel steeds op een nieuwe manier. Misschien moeten we zeggen dat het verschil tussen een goede en een slechte wetenschapper niet in hun leervermogen zit, maar in de creativiteit waarmee zij hun idée fixe najagen. Ik wil deze column echter niet te genuanceerd afsluiten, dus op de vraag: Wat hebben we hiervan nu geleerd? lijkt mij het veiligste antwoord: Dat doet er niet toe.
Rienk Vermij, 11 juni 2008