13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
[of : De broek is nader dan de rok.]
Onlangs liet de historisch sociologe Jolande Withuis haar ergernis de vrije loop in de NRC. Het ging over bijstandsmoeders die volgens de kop van haar ingezonden brief lui en dom waren. Die kop was overigens niet van Withuis. De krant had eerder die week drie portretjes van bijstandsmoeders gepubliceerd die stuk voor stuk hun twijfels hadden bij een betaalde baan. Zij hadden kinderen en wilden daarvoor zorgen. Een van hen waagde het zelfs te opperen dat de staat best mocht betalen voor het aandeel dat moeders in de opvoeding van en zorg voor kinderen namen. En dat een arbeidsplicht daar eigenlijk haaks op stond. Waarom werd moederschap niet beloond met een passend salaris?
Het antwoord was eenvoudig volgens Withuis: de samenleving had niet om die kinderen gevraagd en dat was maar goed ook. ‘want als moeder zijn werd betaald uit de publieke middelen, mocht de overheid zich ook bemoeien met wie wanneer hoeveel kinderen mag krijgen’- en zo’n totalitair systeem – brieste de Opzij columniste- was toch echt erger dan werken.
Het regende ingezonden brieven. En hier is die van mij, geïnspireerd op mijn proefschrift Ziek, zwak of zwanger over kostwinsters en moeders in sociale verzekeringen vóór 1940.
Daar gaan we weer,dacht ik, als er ook maar iemand durft te suggereren dat onbetaalde zorg wel wat meer financiële waardering van de overheid zou mogen krijgen, is er altijd wel een ander die dat totalitair, of nog erger, fascistisch wil noemen. Zeker als het om moederschap gaat. Als er nu één ding is dat ik van het onderzoek voor mijn proefschrift heb geleerd … is dat wat meer geld voor moeders, met name voor ongehuwde moeders in het geheel geen teken is van fascistische regimes. … Ja, .. het vooroorlogse Duitsland en Italië waren er beter in dan Nederland, maar ook in de Verenigde Staten, Frankrijk en Engeland besloot de overheid veel meer budget voor moeders vrij te maken dan in Nederland. Via de belastingen, verzekeringen of de subsidiëring van particulier initiatief. Dat deden deze staten al dan niet onder druk van een feministische beweging die sinds de literatuur van de jaren negentig bekend staat onder de naam ‘maternalisme’ .
Er komen vele maternalisten voor in mijn proefschrift. Al heeft het spellingsprogramma van de computer jarenlang geprobeerd mij dit woord af te leren. Maternalisten zijn mensen, meestal vrouwen, die zich in het verleden sterk hebben gemaakt voor geld en voorzieningen voor vrouwen met kinderen. Maternalisten waren niet per definitie confessioneel of conservatief. Zoals vooral Amerikaanse wetenschappers hebben laten zien – te denken valt aan Theda Skocpol Seth Koven, Sonya Michel – was het maternalisme een hervormingsgezinde kracht. Skocpol en de haren maakten internationaal school, maternalisme is sinds 1992 niet meer weg te denken uit de interpretaties van westerse sociale politiek voor de Tweede Wereldoorlog. Bovendien is de waardering voor de maternalistische vorm van feminisme, met haar nadruk op moederschap in de publieke en in de privé-sfeer, enorm veranderd.
De vrouwenbeweging en de theoretici van de tweede feministische golf konden een maternalistische pressiegroep alleen maar beschouwen als een beweging die gevangen zat in de netten van de patriarchale samenleving.- Dat deden zij vanuit een overigens begrijpelijke weerzin tegen de opgedrongen moederrol en het deterministische socio-biologische discours van de jaren vijftig en zestig. - Maar dankzij de onderzoekers van de jaren negentig kunnen we zo’n beweging nu zonder dat onderdrukkingsperspectief en meer vanuit het perspectief van de handelingsmogelijkheden bezien Bij maternalisme gaat het ook om agency, zoals dat tegenwoordig modern heet.
Waar groeiende staatsuitgaven aan moeders met kinderen voorheen werden beschouwd als premie voor het vrouwelijk verzorgerschap, een zoethoudertje voor moeder aan het aanrecht, een manier om haar binnenshuis te houden, terwijl hij uit werken ging, is er nu ruimte om die uitgaven anders te bezien, vanuit de bevolkingspolitiek bijvoorbeeld, of vanuit het belang van de betrokkenen zelf – de moeders en de kinderen- , vanuit de rol van vrouwen in de publieke sfeer, en in het verlengde daarvan in het kader van burgerschap. Maternalisten verwachtten meer van de staat als het ging om zorgende burgers, dan de mededeling dat wie kinderen wilde het zelf maar moest uitzoeken.
De Amerikaanse auteurs maakten met andere woorden een paradigmawisseling mogelijk op het terrein van de geschiedenis van vrouwen en verzorgingsstaten. Zij boden ons een nieuw perspectief op de ontwikkeling van vroege verzorgingsstaten en op ontwikkelingen in begin twintigste-eeuwse vrouwenbewegingen. Deze paradigmawisseling is – ik hoef het eigenlijk niet meer te zeggen is aan Withuis voorbijgegaan.. of preciezer misschien, is aan Withuis niet besteed. Zij denkt vanuit het belang van economisch burgerschap. Alleen via economische activiteit kunnen vrouwen in haar universum recht doen gelden op een zorgende staat. Sterker nog, het lijkt erop dat bij Withuis alleen wie zijn eigen broek kan ophouden, mee mag doen in het debat over hoe de gelden in Nederland verdeeld worden. Dat laatste gaat mij nu net iets te ver. Zo’n primaat van het economisch burgerschap werd niet eerder vertoond .
In het vooroorlogse debat hebben vrouwen elkaar hiermee nooit om de oren geslagen. Natuurlijk verschilden zij van mening …, ook over hoe privé de beslissing was om kinderen te krijgen en over wie er verantwoordelijk was voor de noodzakelijke zorg aan moeder en kind: de ouders, de staat, de liefdadigheid of de markt? Withuis en de bijstandmoeders hebben illustere voorgangers. Ik noem Anna Polak van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, Catharine van Tussenbroek een gevierd gynaecologe, Frida Katz- juriste en jarenlang parlementariër voor de Christelijk-Historische Unie- ; het echtpaar Werker-de Beaujon ..ook juristen, maar meer liberaal; Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck een van de oprichtsters van de Soroptimisten (de vrouwelijke pendant van de rotary); Suze Groeneweg de eerste vrouw in de Tweede Kamer, voor de SDAP; en Wilhelmina Itallie- van Embden, bekend vanwege haar scherpe tong en journalistieke portretten van theatermakers.
Zij waren onderling vooral in discussie over een toelage aan vrouwen in de periode rond de bevalling. Economisch en zorgend burgerschap zijn sleutelbegrippen om hun bijdragen aan het debat te kunnen analyseren, zie daarvoor mijn boek! Het hete hangijzer tóén was de vraag of de betrokkenen daarvoor een premie dienden te betalen of niet. Of dat deze voorziening betaald zou moeten worden uit de publieke middelen. Een tweede heikel punt vormde de groep aan wie deze toelage uitgekeerd moest worden: alleen aan arbeidster-kraamvrouwen, die door de overheid – sinds 1889 reeds - gedwongen werden een maand kraamverlof te nemen zonder dat zij daarvoor gecompenseerd werden, of aan alle vrouwen, inclusief de niet betaald werkende huisvrouwen.
Verhitte debatten waren dit, maar een arbeidsplicht voor vrouwen kwam er niet in voor, en de baan als toegangskaartje voor het publieke debat al helemaal niet. Het waren veeleer oproepen aan de staat om meer verantwoordelijkheid te nemen op het terrein van de moederschapszorg. In een enkel geval werd er zelfs opgeroepen tot een moederloon uit de publieke middelen, een passend salaris voor het moederschap zou de bijstandsmoeder van nu zeggen. Het moederloon werd vooral verdedigd door sociaal democraten en progressief liberalen. Dat zal Withuis misschien verbazen. Confessionelen wilden absoluut niet aan een moederloon; het was in hun ogen een te materialistische opvatting van het o zo mooie huwelijk.
De confessionelen in het parlement dachten wel vanuit een moederschapsideologie, maar wilden daar geen cent voor reserveren uit de staatskas. De zwangerschapsverzekering die er uiteindelijk kwam in 1929 was een arbeidersverzekering binnen de Ziektewet die werd betaald door werkgevers en werknemers. Niet door de staat. Alleen als vrouwen buitenshuis betaald werkten, hadden ze er iets aan. De huisvrouwen bleven onverzekerd in verband met de gevolgen van bevalling en kraam. Het moederschap werd zoals Catharine van Tussenbroek ooit zei, ‘met het woord verheerlijkt, maar metterdaad gesmaad’.
Het besluit om kinderen te willen of te krijgen mag dan heden tendage, meer dan vroeger een zuiver private aangelegenheid zijn. De verdeling van werk en zorg, die na een geboorte onvermijdelijk volgt, is dat nog steeds niet. In Nederland staan moederschapsvoorzieningen nog steeds in een kwade of een confessionele reuk, zoals Withuis liet merken. Het lijkt me tijd om daar eens vanaf te stappen.
Marian van der Klein, 9 november 2005