13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
Op 1 oktober j.l. was het op de kop af 2334 jaar geleden dat voor het eerst een westerling Irak veroverde. Zijn naam was Alexander en hij kwam uit Macedonië.
Irak was op dat moment geen zelfstandig land, maar een onderdeel van een groot wereldrijk geleid door Iraniërs, bekend als het Perzische rijk, dat zich uitstrekte van Egypte tot Afghanistan. Dit rijk stond echter thans op instorten. Het had reeds Turkije, Syrië, Libanon, Israël en Egypte moeten afstaan aan de geweldenaar uit het westen, die nu ook Irak was binnengevallen. Op 18 september stak Alexander de Tigris over in Noord-Irak op weg naar de confrontatie met de koning van het Perzische rijk: Darius III. De slag vond plaats bij het plaatsje Gaugamela, even ten Noordoosten van het tegenwoordige Mosul in Koerdistan. Alexander had een leger bij zich van 42.864 infanteristen en 6580 cavaleristen (Diodorus 17.61.3). Het leger van Darius was veel groter, maar hoe groot weten we niet. Curtius Rufus houdt het op 200.000 infanteristen en 45.000 cavaleristen, Arrianus zgn. onze meest betrouwbare bron, meent te weten dat een miljoen infanteristen en 400.000 cavaleristen Alexander tegemoet traden.
In feite viel Irak Alexander in één dag in handen. Aan Macedonische zijde waren 500 doden te betreuren. De Griekse geschiedschrijvers over deze slag zijn zeer uitvoerig, maar zijn laat. Diodorus leefde 300 jaar later, Arrianus 450 jaar later. Ik citeer daarom uit een bijna contemporaine kleitablet uit Babylon, de toenmalige hoofdstad van Zuid-Irak, geschreven in spijkerschrift:
"Die maand (Elul= maand VI), op de 11e (18 september): er brak paniek uit in het legerkamp van de koning. [De Haneeërs (=Macedoniërs) ....] legerden zich tegenover de koning. Op de 24e (1 oktober), in de morgen: de koning van de wereld [richtte zijn] standaard [op ....] Zij vochten met elkaar en [hij bracht] de troepen [van de koning (Darius)] een zware nederlaag [aan ....] De koning werd door zijn troepen in de steek gelaten en naar hun steden [.... in het l]and Gutium (= Iran) vluchtten zij."
Darius is wel verslagen, maar niet gepakt. Hij vlucht Iran in naar Hamadan en later nog verder oostwaarts met het doel een nieuw leger te lichten. Alexander laat hem voorlopig gaan. Hij trekt naar het zuiden, naar Babylon, het grote Babylon aan de Eufraat, dat Nebukadnessar gebouwd had. Drie weken na zijn overwinning trekt hij de stad binnen. Ik laat opnieuw de Babylonische kleitafel spreken:
"[Op de ne: (van maand VII): Grieken] kwamen naar Babylon met de boodschap: "Esagila (= de tempel van Bel — Marduk, de Babylonische oppergod) [zal herbouwd worden] en de Babyloniërs [zullen hun tienden] aan de schatkist van Esagila [betalen."] Op de 11e werd in Sippar (stad even ten Noorden van Babylon) een boodschap van Al[exander uitgevaardigd] als volgt: "In uw huizen zal men niet binnengaan." Op de 13e (20 Oktober) [betraden Grieken de Sikil]la-poort, de buitenpoort van Esagila, en [zij bogen zich neer]. De 14e (21 oktober): deze Grieken [offerden ...] korte [ribben], vet ingewandenweefsel [en .... . Op de ne dag] kwam Alexander, de koning van de wereld, Babylon binnen. [......(...) .....] een perkamenten brief aan [de Babyloniërs .... werd voorgelezen] als volgt: [".........."]."
Alexander nam zijn intrek in het paleis van Nebukadnessar. Hij gedroeg zich min of meer als een Babylonische koning, hij offerde in hun tempel, hij beloofde die te herstellen; de stad werd niet geplunderd. De soldaten vierden feest. Hij liet de Iraanse gouverneur van Babylonië in functie. Alexander maakte Babylon tot hoofdstad van zijn nieuwe rijk.
We weten niet wat de Babyloniërs ervan vonden. Ze waren wel gewend geraakt aan vreemde veroveraars: Kassieten, Chaldeeën, Assyriërs en Perzen gingen de Macedoniërs en Grieken voor. Als ze maar respect toonden voor hun tradities en privileges was het wel goed. Ze zullen wel wat raar van hem hebben opgekeken. De Grieken waren gewoon Oosterlingen voor "verwijfd" te houden. De Babyloniërs zullen eerder Alexander verwijfd hebben gevonden: hij had geen baard en hij droeg een minirokje. Zijn kroon was niet meer dan een armzalige "diadeem," wat niet meer was dan een hoofdband die hippies vroeger wel droegen.
Wat had nu die andere westerling die ruim 2333 jaar later Irak aanviel hiervan kunnen leren?
George de Grote had zelf aan het hoofd van zijn troepen moeten staan, in hun tenten moeten slapen. Hij had in eigen persoon Bagdad moeten binnengaan, waarbij hij vooraf geschenken had moeten geven aan de grote moskee van deze stad. Hij had eer moeten bewijzen aan Allah en een tijd gaan wonen in het paleis van Saddam Hoessein. Hij had als gouverneur niet Paul Bremer moeten aanstellen, maar Tareq Aziz of de bekende voorlichter van Saddam. George de Grote wil graag een democratie instellen in Irak. In zekere zin heeft hij hier Alexander als voorbeeld. Deze stelde echter alleen in Griekse steden democratieën in, waar ze met het concept bekend waren. In Babylon verrichtte hij daden die van een Babylonische koning verwacht werden.
De Babyloniërs in de dagen van Alexander kwamen niet in opstand, gooiden geen bommen, de tempels werden niet beroofd en Babylon bleef nog eeuwen een centrum van wetenschap, waar op het gebied van de astronomie zich revolutionaire ontwikkelingen voordeden in de tweede eeuw v. Chr.
Alexander trok een week of zes later verder naar het Oosten. Hij veroverde de hoofdsteden van het Perzische rijk. Persepolis ging in brand, althans een deel van het paleis. Darius was nog wel niet opgepakt, maar zijn dagen waren geteld: in juli 330 werd hij vermoord door zijn eigen dienaren. Alexander kreeg hem dood in handen. Dat wel.
Verder ging het, op naar het verre oosten. Ook Afghanistan (Bactrië) kwam aan de beurt. Hij kwam daar in 329 aan. Afghanistan was wel een zwaardere kluif dan Irak. Alexander moest hard vechten tegen de bergvolken die er woonden. Toch kreeg hij het voor elkaar. In 326 kon hij met Pakistan beginnen.
Wat was nu zijn strategie in Afghanistan? Drie wegen bewandelde hij:
Wat had George de Grote hiervan kunnen leren? De behandeling van zijn tegenstanders in Guantanamo Bay is wellicht te soft. Als hij de fundamentalisten en masse meteen had afgeslacht, zou hij in de Arabische wereld in elk geval niets hoeven vrezen. Wijlen president Assad van Syrië wordt in de Arabische nieuwszenders zelden bekritiseerd om het feit dat hij 20.000 orthodoxe islamieten in Hama heeft uitgeroeid en ook het feit dat Saddam Hoessein zo´n miljoen eigen onderdanen heeft gedood, heeft zijn populariteit bij b.v. Jasser Arafat niet geschaad.
Ik weet niet of het verstandig zou zijn een Georgiopolis te stichten. Hij zou toch zeker wel een dochter van een lokale krijgsheer of van Bin Laden moeten huwen. Een kind uit zo´n huwelijk zal het nog wel eens tot kind-president kunnen schoppen. De VS is immers het land van de onbegrensde mogelijkheden.
Na zijn successen in Afghanistan en Pakistan keert Alexander in het voorjaar van 323 v. Chr. terug in Irak. Hij neemt opnieuw zijn intrek in het koninklijk paleis te Babylon. Zijn tijd is echter voorbij. Hij wordt ziek en sterft op 11 juni 323 in de namiddag. Dat was minder goed van Alexander. Hij was pas 32 jaar. Wat heeft hij fout gedaan?
Misschien had hij nog beter moeten luisteren naar zijn Babylonische, zeg maar Irakese, wetenschappers. De Babylonische wetenschap richtte zich in de eerste plaats op de voorspellingskunst. Haar wetenschappelijke premisse was dat er een verband bestond tussen alles, niet alleen tussen verschijnselen op aarde, maar ook tussen hemel en aarde. En zij geloofden in de gedachte dat l´histoire se repête, dat bepaalde samenhangen in het verleden, zich in de toekomst konden herhalen. Uitgaande van deze premissen legden de Babyloniërs eindeloze databestanden vast. Tot die databestanden horen astronomische dagboeken, waarin behalve informatie over de sterrenhemel gebeurtenissen op aarde worden meegedeeld. Mijn citaten over Alexander kwamen uit zo´n Babylonisch dagboek. Verder dienden de Babylonische Kronieken, een collectie van feiten geordend per regeringsjaar van koningen, als bronmateriaal voor hun wetenschap. Tenslotte had je het resultaat van die wetenschap: de zgn. "omina", maar dat is eigenlijk een misleidende term. Het zijn associatieve oorzaak-gevolg relaties, op basis van ervaringen uit het verleden en op basis van associatief redeneren. Met andere woorden, als in het verleden bij een bepaalde constellatie in de sterrenhemel de koning stierf, zou dat later ook weer kunnen gebeuren bij zo´n zelfde constellatie. Associatief wil zeggen dat b.v. de verduisterde westelijke kant van de maan, of een westenwind, iets zegt over het westen. Voorspellingskunst was een wetenschap, niet het ijlen van een gedrogeerde profetes in een spelonk of een begeesterde heilige man, zoals Grieken en Romeinen die kenden. Ik zal enkele van deze omina noemen. De Babylonische geleerden leerden deze omina op school uit het hoofd.
"De maan of de zon zijn verduisterd en Jupiter is niet zichtbaar: einde van een regering."
"Als een (maans)verduistering plaats heeft en de planeet Jupiter is zichtbaar tijdens die verduistering, dan is de koning veilig; een hoge dignitaris zal in zijn plaats sterven."
"Als hetzij op de 13e, hetzij op de 14e dag van de maand Elul ... de maan verduisterd is, de wake voorbijgaat en het donker blijft, zijn omtrekken donker zijn als lapis lazuli; hij verduisterd is tot aan zijn middelpunt en wat betreft de westelijk kwadrant bedekt is, de westenwind waait, de hemel donker is, en zijn licht bedekt is, dan zal de zoon van de koning een reinigingsritueel ondergaan voor de troon, maar zal hij de troon niet bestijgen; een indringer zal [...] vorsten uit het westen; acht jaar zal hij het koningschap uitoefenen; ...; een vijandelijk leger zal hij overwinnen; er zal overvloed en rijkdom op zijn weg zijn; hij zal voortdurend zijn vijand achtervolgen, en zijn voorspoed zal geen einde kennen."
Dit is een knap staaltje Babylonische wetenschap, want dit omen voorspelde vrijwel exact de carrière van Alexander de Grote elf dagen vóór de slag bij Gaugamela. Op 20 september 331 v.Chr., dat is in de Babylonische kalender op 13 Elul van het 5e jaar van Darius III, vond n.l. een totale maansverduistering plaats, zichtbaar in Mesopotamië, waarbij Saturnus aan de hemel stond, maar Jupiter onderging, vlak voordat de maansverduistering compleet was. Saturnus gold in de Babylonische astrologie als een negatieve planeet, Jupiter als een gunstige. Bovendien weten we uit de astronomische dagboeken dat de westenwind waaide, maar naar het oosten draaide toen de maan weer oplichtte. Op grond van deze gegevens konden de Babylonische geleerden weten dat een vorst uit het westen de regerende koning zou verdrijven, dat deze naar het oosten zou uitwijken en dat de nieuwe koning enorme successen zou behalen, doch slechts 8 jaar zou regeren. U weet nu dat dit alles is uitgekomen.
Er is een prachtige tekst overgeleverd, die op naam staat van een Babylonische geleerde aan het Assyrische hof, in profetische termen de geschiedenis uit de doeken doet vanaf de val van Assyrië tot aan Alexander de Grote. Het is in dit geval geen echte profetie, maar een weergave van de geschiedenis in profetische termen, waarbij de namen van de koningen niet genoemd worden, maar die wij gemakkelijk kunnen achterhalen. We zien iets dergelijks in het Bijbelboek Daniël, hoofdstuk 11. Ik zal de relevante regels weergeven (de tablet is, zoals gewoonlijk beschadigd):
"[.........] De koninklijke [sc]epter [.......] [va]n zijn vader [.......] Twee jaar [zal hij (= de Perzische koning Arses) het koningschap uitoefenen]. 5 Een eunuch (= Bagoas) [zal] die koning [vermoorden]. Een zekere [opstandige] vorst (=Darius III) zal zich opmaken. De tro[on zal hij grijpen]. Vijf jaar [zal hij] het koning[schap uitoefenen]. Troepen van het land Hanî (=Macedonië)[......] 10 zullen zich opmaken en [het .....]schap zullen [zij.....] Zijn troepen [zullen ze een nederlaag aanbrengen]. Ze zullen buit van hem binnenhalen en ze zullen [rijkdommen van hem] plunderen. Daarna zal [IEMAND? zijn] tr[oepen] gevechtsklaar maken en zijn wapens zal hij ophef[fen]. 15 Enlil, Sjamasj en [Marduk] (Babylonische goden) zullen aan de zijde van zijn troepen gaa[n]. De omverwerping van de Hanese troepen zal [hij bewerkstelligen], enorme rijkdommen zal hij van hem plun[deren en] hij zal die zijn paleis binnen[brengen]. 20 De mensen die kwaad hebben [ervaren, zullen] het goede [genieten]; het hart van het land [zal zich verheugen]. Belastingvrijdom [zal hij de Babyloniërs schenken]."
De tekst bevat hier de nodige raadselen, waar we nu niet op in zullen gaan. Wie die IEMAND is, is tamelijk onduidelijk. Als de schrijver zich niet vergist heeft, wordt hier de val van Alexander voorspeld ("de onderwerping van de Hanese troepen").
Hoe dan ook, toen Alexander in 323 in Babylon terugkeerde, wisten de Babylonische geleerden dat het gedaan was met Alexander. Zijn 8 jaar zat er bijna op. Bovendien zaten er weer een paar verduisteringen aan te komen. Babylonische geleerden konden n.l. maans- en zonsverduisteringen voorspellen, al wisten ze niet altijd zeker of de verduistering in Babylon zelf te zien zou zijn. Zo vermeldt het Astronomisch dagboek bij 6 oktober 331 v.C., vijf dagen na de slag bij Gaugamela: "Nacht van de 29e elul: een zonsverduistering, die niet doorging; (hij was verwacht) 4 minuten na zonsondergang". De geleerden wisten niet dat de zonsverduistering wel doorging, maar alleen te zien was in Noord-Amerika. Zo werd ook op 28 april (= 16 nisan) 323 een maansverduistering verwacht en op 12 mei een zonsverduistering. En de omenliteratuur over maansverduisteringen in nisan is duidelijk:
"Als in de maand nisan [de maan] bij zijn eerste verschijnen verduisterd is, dan zullen er vijandelijkheden ontstaan, de koning van de wereld zal sterven" en
"Als de maan in nisan verduisterd is, dan zal de koning van Babylon sterven."
De Babylonische geleerden wachtten niet altijd of het teken aan de hemel zich ook echt zou voordoen, maar namen soms vooraf maatregelen. Voortekenen zijn n.l. geen onafwendbaar lot: de goden geven tekenen en de mens kan nog handelen om er iets aan te doen.
Wat zij deden vernemen wij onder andere uit de Griekse geschiedschrijver Diodorus van Sicilië:
(Diodorus Siculus, Historische Bibliotheek, XVII 112)
"(Alexander) trok op in de richting van Babylon, waarbij hij geregeld zijn kamp opsloeg en zijn legermacht rust gunde. En toen hij nog 300 stadiën (ca. 60 km.) van Babylon verwijderd was, kozen de zogenaamde "Chaldeeën", - dat zijn mensen die de grootste reputatie hebben opgebouwd in de astrologie en dankzij eeuwenlange waarnemingen in staat zijn de toekomst te voorspellen -, uit hun gelederen de oudste en meest ervaren geleerden, en omdat zij te weten waren gekomen uit de interpretatie van de sterren dat in Babylon het einde van de koning zou plaatshebben, instrueerden zij hen aan de koning het gevaar te rapporteren en erop aan te dringen dat hij op generlei wijze zijn intrede in de stad moest maken; dat hij echter het gevaar zou kunnen ontsnappen, wanneer hij de graftombe van Bel, (bedoeld is de tempeltoren van het Mardoekheiligdom) die door de Perzen was neergehaald, weer zou opbouwen en dat hij de geplande route zou moeten opgeven en de stad voorbij zou moeten trekken."
Alexander deed dit allemaal. Maar het mislukte. Hij raakte aan de westelijke oever van de Eufraat vast in een moeras en keerde maar weer terug naar het oosten en ging alsnog via de oostelijke stadspoort Babylon binnen. Volgens andere schrijvers hadden de geleerden hem geadviseerd in elk geval niet via de oostelijke kant binnen te gaan omdat hij dan naar het westen, naar de ondergaande zon, moest kijken. Volgens Diodorus had Alexander zich uiteindelijk laten overhalen door de Griekse sceptische filosoof Anaxarchus, die de Babylonische waarzeggerij maar achterlijk vond. Hoe dan ook: de Babylonische geleerden legden zich er niet bij neer.
Slechte voortekens konden n.l. ook worden afgewend door het zogenaamde "substituut-koningschapsritueel". Volgens dit ritueel trad de koning tijdelijk af, werd vervangen als koning door een ander (vaak een misdadiger of een zwakzinnige), die na enige tijd werd omgebracht, zodat het slechte voorteken op diens hoofd zou neerkomen. Ook dit hebben de Chaldeeën ondernomen. We lezen alweer Diodorus:
"Toen de koning eens met olie werd ingesmeerd en de koninklijke mantel en diadeem op een of andere troon lagen, werd een van de inheemsen, die geboeid was, zomaar bevrijd van zijn boeien en liep hij onopgemerkt door de bewakers ongehinderd door de deuren van het paleis. Hij liep op de troon af, deed de koninklijke mantel aan, bond de diadeem om zijn hoofd en ging op de troon zitten; en hij hield zich rustig. Toen de koning deze daad in de gaten kreeg, schrok hij erg van het vreemde incident, liep op de troon af en vroeg hem, zonder zijn angst te laten zien, wie hij was en wat hij hiermee wilde bereiken. Toen deze echter helemaal geen antwoord gaf, ging hij wat betreft dit voorteken te rade bij de waarzeggers, en op hun advies doodde hij hem, opdat hij de door de voortekenen aangewezen rampspoed op hem zou afwenden, nam de mantel en offerde aan de apotropeïsche goden, maar hij bleef zelf in zielenstrijd. Hij herinnerde zich de profetie van de Chaldeeën en verweet de filosofen dat ze hem hadden aangeraden Babylon binnen te gaan, en was nu weer in bewondering van de techniek van de Chaldeeën en van de scherpzinnigheid van die mannen, en bespotte in het algemeen hen die met spitsvondigheden de predestinatie loochenden."
Als geleerde van de VU kan ik die verzuchting natuurlijk alleen maar onderschrijven.
Welnu: alles was voor niets. De lotsbeschikkingen van de goden waren onafwendbaar. Het ritueel vond mogelijkerwijs plaats op 12 mei (de dag van de verwachte zonsverduistering), maar een maand later was het gebeurd: De koning van de wereld werd ziek en stierf. De astronomische dagboeken delen het heel droog mee:
"De 29e (van maand II = 11 juni): de koning stierf."
Is er nog redding voor George Bush, de koning van de wereld van heden, nu zich kortgeleden een volledige maansverduistering heeft voorgedaan? Het is gelukkig voor hem dat tijdens de maansverduistering Jupiter net opging. Een hoge dignitaris moet dus sterven. Ik denk dat Donald Rumsfeld een goede kans maakt. Een aantal democraten heeft het voorteken begrepen en zijn aftreden geëist. Het substituut-koningschapstitueel biedt waarschijnlijk weinig soelaas. Voor dat ritueel werden altijd misdadigers of zwakzinnigen uitgezocht om ter vervanging van de koning te sterven. De moderne koning van de wereld is zowel het een als het ander.
Literatuur:
R.J. van der Spek, "Alexander de Grote en de Babylonische voorspellingskunst" in: R.J. Demarée, K.R. Veenhof edd., Zij schreven geschiedenis. Historische documenten uit het oude Nabije Oosten (2500-100 v. Chr.) (Leiden) 410-426
R.J. van der Spek, "Darius III, Alexander the Great and Babylonian scholarship" in: W. Henkelman, A. Kuhrt edd., A Persian Perspective. Essays in memory of Heleen Sancisi-Weerdenburg. Achaemenid History XIII (Leiden) 289-346
Jona Lendering, "Alexander the Great," http://www.livius.org
Bert van der Spek - 12 november 2003