13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
Versieren heeft in de Nederlandse taal veelal een weinig positieve betekenis. De betekenis die Van Dale aan dit woord geeft, varieert van 'opsmukken' tot 'verleiden' of 'op slinkse wijze bemachtigen'. U begrijpt dat ik even aarzelde toen de organisatoren van deze middag mijn column de werktitel 'Hoe versier je Michiel de Ruyter?' meegaven. Temeer omdat geen weldenkend historicus de heldhaftige, beminnelijke, godvrezende admiraal in verband zou durven brengen met welke versierpoging dan ook.
Ter gelegenheid van de uitgave van het herdenkingsboek dat vorige week ter gelegenheid van de 400e geboortedag van Michiel de Ruyter verscheen, werd mij gevraagd om zorg te dragen voor het beeldmateriaal en de bijbehorende bijschriften. In een beeldcultuur als de onze is een 'versierd verhaal' immers onontkoombaar. En als u geneigd bent om toch een positieve betekenis aan dit begrip te hechten, helpt Van Dale ons opnieuw uit de droom: 'een versierd verhaal' staat gelijk aan 'een verzonnen verhaal'.
Ik zal vanmiddag niet proberen om mijn versierpogingen te rechtvaardigen. Dat hoeft ook niet in dit gezelschap, want historici zijn immers rasversierders, zij het dan vaker met woorden dan met beeldmateriaal. Daarom heb ik de werktitel van deze column tot de officiële titel gemaakt, in de hoop daarmee aan te kunnen tonen dat het begrip versieren een wezenlijk onderdeel is van het historisch ambacht. Meer zoiets als 'verbeelden', hoewel ook daar taalkundig vaak de betekenis van 'fantaseren' aan wordt gegeven. Kennelijk kunnen wij Nederlanders met die begrippen niet zo goed uit de voeten, maar dat zegt wellicht meer over de Nederlander dan over het versieren zelf. Een geslaagde versierpoging op historisch gebied moet mijns inziens aan twee belangrijke voorwaarden voldoen.
Allereerst is er een esthetische voorwaarde. Met Huizinga zou iedere historicus moeten beseffen dat er een diepe verwantschap is tussen geschiedenis en kunst. De taak van de geschiedschrijver is volgens Huizinga het oproepen van een beeld van het verleden en dat kan volgens hem pas als men eerst zelf in vervoering is geraakt, een historische sensatie heeft ondergaan. Een historisch detail van een prent of schilderij, schreef Huizinga, kan plots "het gevoel van een onmiddellijk contact met het verleden geven, een sensatie even diep als het zuiverste kunstgenot, een [lach niet] bijna ekstatische gewaarwording van niet meer mijzelf te wezen, van over te vloeien in de wereld buiten mij, de aanraking van het wezen der dingen, het beleven der Waarheid [met een hoofdletter!] door de historie". En wat is er voor de lezer van een herdenkingsboek dan mooier om een beduimeld boekje te zien: Vertroostingen der gelooviger Ziele, tegen de verschrickingen des Doots en te beseffen dat De Ruyter dat tijdens één van zijn laatste reizen driemaal heeft gelezen. Of om bij de grafkist of het grafmonument van de admiraal te staan en daar in gedachten de rouwstoet door Amsterdam te zien lopen en de ellenlange toespraken te horen weerklinken. En te bedenken dat een kurassier het urenlang torsen van het loodzware harnas van de admiraal naar verluid niet heeft overleefd. Of een laatste voorbeeld: Witte de With via zijn portret in de ogen te kijken en je voorstellen hoe de woedeuitbarstingen van deze ruige vechtjas hebben geklonken. Versieren is immers ook: de lezer/kijker verliefd maken op het onderwerp, en beelden hebben dat vermogen in nog sterkere mate dan woorden. Misschien was mijn taak dan ook eerder het versieren van de lezer dan het versieren van De Ruyter.
Naast de esthetische kant heeft historisch bezig zijn ook een ethische kant. Professor Van Deursen schrijft in één van de twee essays die hij voor dit herdenkingsboek schreef: "De Ruyter vond zijn inspiratie in een groot plichtsbesef, in een benijdenswaardige werklust, en in liefde voor het vaderland. Maar moeten we hem met één woord typeren, dan is dat niet vaderlander of plichtenmens, en ook niet zeeheld of admiraal. Dat ene woord kan geen ander zijn dan: christen." Daarmee geeft hij zijn beeld van de admiraal allereerst op een manier die Huizinga bedoelde als hij over 'aesthetiek' sprak. Maar Van Deursen doet meer. Dat wat Huizinga omschrijft als: "De ingeving die u elk oordeel doet vellen, mag slechts gedragen worden door een volstrekte overtuiging: zoo móet het geweest zijn." Dat geldt voor de schrijvende historicus, maar niet minder dient ook de 'versierder' zijn werk te doen binnen de grenzen van wat ethisch en esthetisch verantwoord is. Hoewel de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er ook nog wel enkele andere, meer prozaïsche grenzen zijn, zoals de kosten van illustraties en de onvermijdelijke begrenzingen in de toegemeten tijd.
In het herdenkingsboek worden drie essays (van de hand van professor Van Deursen en van de emeritus-hoogleraar zeegeschiedenis Bruijn) gevolgd door drie beeldverhalen: illustaties die door uitgebreide bijschriften door mij 'aan elkaar worden gepraat'. Het eerste deel volgt het persoonlijke leven van De Ruyter en zijn gezin, het tweede deel toont de tijd waarin hij leefde - met name op maritiem gebied - en het derde deel schetst hoe de admiraal door de eeuwen heen uitgroeide tot nationaal symbool en keer op keer tot een eigentijdse held werd gevormd. In onze tijd is dat niet anders. In een krantenartikel over de De Ruyter-herdenking van vorige week werd geschreven: "De Ruyter zelf zou toch vreemd hebben opgekeken, zo stel ik mij voor, wanneer hij zou hebben geweten dat zijn vaderland hem vier eeuwen na zijn geboorte vooral zou eren vanwege zijn vriendschap met een zwarte jongen en voor het feit dat hij niet alle moslims onmiddellijk de hersens insloeg." Het herdenkingsboek biedt in woord en beeld een veelzijdiger blik op de admiraal. Om het nog maar een keer met Huizinga te zeggen: "Alleen de volmaakt eerlijke behoefte, om het verleden zoo goed mogelijk te verstaan, zonder bijmenging van eigen geest, maakt een werk tot historie."
In één van de klassen die ik lesgeef en waar ik iets had verteld over mijn taak bij het herdenkingsboek, vroeg een leerling op een keer: "U bent er morgen niet, hè? Gaat u weer plaatjes van Michiel de Ruyter googlen?" In een samenleving waar men als vanzelfsprekend en kritiekloos meent het antwoord op iedere vraag op internet te kunnen vinden en waar het historisch besef weinig ontwikkeld is, heeft het versieren van een zeventiende-eeuwse admiraal wellicht een veel diepere waarde dan men op het eerste gehoor wat lacherig zou denken!
Joke Korteweg, 31 maart 2007