13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
Balkbrug 14-1-‘39
Aan zijn Excellentie den Minister van Justitie te ‘s-Gravenhage
“Jan Karels. Geboren 28 April 1913 te Tiel, thans verpleegd wordend in de rijks asyls voor (pschi psychopathen sinds 2 September 1935. Dat hij toentertijd hier kwam wegens een ernstig feit mede een zedefeit, dat ik inziet, dat ik van mijn leven toch niks zal terecht brengen indien ik zoo blijf leven onder een drang die sterker is dan mijn wil. Doe ik uwe Excellentie een nederig doch in allen ernst en vrije wil verzoek om mij te mogen laten castreeren. Ik heb over een en ander ernstig nagedacht en ben tot deze conclusie gekomen, dat wil het nog iets met mij worden ik van mijn moeilijke geslachtsdriften bervrijd zijn zal.
Uw excellenties d[ienstwillige] dienaar”
OP 13 maart 1939 werd Jan Karels in het Groningse stadsziekenhuis gecastreerd. Tien dagen later keerde hij terug naar het asiel. Na moeizame resocialisatie die onder andere met zijn gebrekkige godsdienstige gevoelens te maken had, werd hij in 1946 ontslagen uit de TBR die hij in 1933 opgelegd had gekregen.
Dames en heren,
Een paar weken geleden berichtten de media over een geestelijk gehandicapt echtpaar van wie een paar weken oude baby aan mishandeling was bezweken Er werd bij verteld dat er 1500 van zulke echtparen in Nederland zijn en dat velen van hen problemen hebben met hun omgang met hun kinderen. Verplichte anticonceptie – zoals terstond van vele kanten bepleit – leek ook mij een goed idee en voor meer dan alleen die 1500 echtparen. Ik kan niet verdacht worden van overdreven sentimenten als het om kinderwens gaat. De vraag was volgens mijn krant of anticonceptie onder dwang of onder drang moet worden toegepast. Wel bleef onuitgesproken van wie dwang of drang uit zou moeten gaan.
Een dag na dit nieuws volgde een correctie: het betrokken echtpaar was helemaal niet geestelijk gehandicapt maar zwakbegaafd. Terstond was ik terug bij mijn onderzoek naar castratie van homoseksuelen in Nederland in de 20e eeuw, bij Jan Karels en bij kwesties die daar een rol in speelden: dwang en drang, en ook zwakzinnigheid die zoals uit het vervolg zal blijken in zijn zaak en die va anderen een rol speelden. Ik moest ook prompt denken aan de recent verschenen studie van Johanna Schoen, Choice and Coercion, over sterilisatiepraktijken in North Carolina.tussen 1929 en 1975. Zwakzinnigheid speelde daar geheel naar eugenetische principes een belangrijke rol in de indicatiestelling voor gedwongen sterilisatie. Het kwam daarbij goed uit dat de zogenaamde zwakzinnigen gewoonlijk arm en zwart waren. Schoen spreekt in dit verband van de construction of insanity.
Nadat in 1928 de psychopatenwetten in Nederland van kracht waren geworden die het voor het eerst mogelijk maakten mensen die niet of maar gedeeltelijk verantwoordelijk waren voor hun misdaden, ter beschikking va de regering te stellen, ontstonden er al snel capaciteitsproblemen. Teveel mensen kregen TBR opgelegd en onder hen waren er teveel – vooral zedendelinquenten - die volgens behandelend medici niet te genezen waren. Met de invoering van de TBR kwamen echter uit de hoek van seksuologen, psychiaters en ook eugenetici pleidooien voor castratie van recidiverende zedendelinquenten. Daarbij voegde zich in 1934 ook de stem van de man in de straat nadat zo’n recidivist nabij het Waterlooplein de 8-jarig Sara Beugeltas had misbruikt en vermoord.. De politiek en in het bijzonder de confessionele partijen reageerden niettemin lange tijd afhoudend, niet in de laatste plaats vanwege de sterilisatie- en castratiewetten die in ’33 in Duistland van kracht waren geworden en die ingrijpen in de voortplanting dwingend konden opleggen. Voor de katholieken was dat na het verschijnen van de encycliek Casti Connubii in 1930 die zulk eugenetisch ingrijpen afwees sowieso onbespreekbaar. Maar nadat theologen en andere betrokkenen het erover eens waren geworden dat castratie van een seksueel psychopaat vergelijkbaar was met castratie van iemand met testikelkanker, en na wat juridische experimenten, kwam in 1938 een castratiepraktijk in Nederland op gang. Naar goed vaderlands gebruik werd die praktijk niet geregeld bij wet, maar op basis van afspraken. Die afspraken zijn – kleine wijzigingen daargelaten – tot het einde van de castratiepraktijk in 1968 onveranderd gebleven.
Kern van de afspraken was dat castratie van terbeschikkinggestelde mannen in Nederland alleen op basis van vrijwilligheid kon geschieden. Omdat ze vanwege de TBR geen zeggenschap hadden over eigen lijf en leden, moesten ze vervolgens wel toestemming vragen aan de minister van justitie. Vandaar de brief van Jan Karels. Castratie mocht niet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd door rechtbanken en mocht niet resulteren in strafvermindering of kwijtschelding van straf. Hoe dan ook moest de indruk vermeden worden dat de operatie als straf werd opgelegd, want tenslotte waren lijfstraffen al bijna een eeuw eerder uit het Nederlandse strafrecht verdwenen Het stond zedendelinquenten wel vrij om geheel zelfstandig een castratie te regelen, maar pas nadat ze hun straf hadden uitgezeten.Vrijwilligheid was volgens geneesheren ook een voorwaarde voor een voorspoedige genezing van de zieke seksualiteit. Ervaring met oorlogsgewonden uit 14/18 had volgens hen geleerd dat onvrijwillige castratie alleen maar rancuneuze uitkeringstrekkers opleverde.
Vrijwilligheid was een zorgvuldig onderbouwde bureaucratische wassenneus. Niet alleen moest de delinquent schriftelijk laten blijken vrijwillig en compos mentis tot zijn verzoek te zijn gekomen, maar ook de geestelijk verzorger, of bij diens absentie de geneesheer-directeur, moest een briefje schrijven aan het ministerie waarin stond dat betrokkene de operatie verlangde om beter te worden, niet om vrij te komen. In verkeerde bewoordingen gestelde briefjes gingen retour met aanwijzingen welke formuleringen de juiste waren. De drang die op delinquenten in een inrichting werd uitgeoefend zich te laten castreren – soms jarenlang waarbij ook familieleden werden ingeschakeld - laat zich niet onderscheiden van dwang. De keus was simpel: castratie of levenslange opsluiting.
Even een paar cijfers. Tussen 1938 en 1968 zijn ongeveer 400 mannen uit TBR-inrichtingen gecastreerd. 43 % van hen werd gelabeld als homoseksueel, 37% als aanrander van meisjes onder de 16; de overige 20% was verdeeld tussen verkrachters en exhibitionisten. Meer dan 50% van alle operaties werd uitgevoerd tussen 1945 en 1955, daarna nam hun aantal geleidelijk af. Ondanks het feit dat volgens doktoren castratie bijna 100%.garantie tegen recidive bood, bleek in 1968 dat eenderde van alle castraten wegens delicten van velerlei aard – ook seksuele – opnieuw TBR opgelegd had gekregen
Terug naar Jan Karels. Jan Karels was opgegroeid in jongenstehuizen. Hij was geen uitblinker maar kon in het lager onderwijs gewoon meekomen. Tijdens zijn puberteit waren zich volgens zijn mentoren problemen gaan voordoen: hij werd door klasgenoten getreiterd, maar met sommigen van hen had hij ook seksuele contacten. Hij ontwikkelde wraakfantasieën en op zijn 19e probeerde hij een van die jongens na een seksueel contact neer te steken. Wegens poging tot doodslag kreeg hij twee jaar cel en TBR opgelegd. Na het uitzitten van zijn straf werd hij overgebracht naar Avereest, waar hij eenkennig en eenzelvig door het leven ging. Niettemin omschreef de geneesheer directeur van de inrichting hem aldus:
“Karels is een van onze ernstigste en gevaarlijkste homosexueelen, die in het jongensopvoedingsgesticht te Harreveld een vriendje, aan wien hij waarschijnlijk sexueel gebonden was, met een mes getracht heeft te dooden, een typische lustmoord, … Ook in onze inrichting heeft hij zich steeds als een homosexueel trachten te gedragen en hebben wij in hem door zijn ziekelijke geslachtsdrift een gevaarlijke verpleegde te zien.”
Uit het medisch dossier valt niet op te maken dat Karels zoals veel andere delinquenten seksueel actief was in de psychopateninrichting. Wel praatte hij volgens de dokter zonder gêne over zijn fantasieën. Wat meer kon de dokter willen, zou je zeggen. Aan intellectuele capaciteiten mankeerde het hem niet. Niettemin verscheen na een paar jaar het woord debiel op zijn conduitestaat, zoals dat trouwens bij herhaling bij andere verpleegden valt te constateren. Was het instititutionalisering, psychiatrisering, of waren het nieuwe diagnostieken die van een ongelukkige knaap in een paar jaar tijd een debiele lustmoordenaar hadden gemaakt? Of was debiliteit een voorwaarde voor castratie, en berustte ze zoals bij sterilisatie elders op opportunistische – of laten we het mild zeggen – oppervlakkige diagnoses?
Midden in lopend onderzoek is het niet mogelijk ferme uitspraken te doen. Als historicus mag ik misschien wat een psychiater niet mag, uitspraken doen aan de hand van een dossier. Best mogelijk dat Jan Karels zwaar gestoord was, en misschien ook wel gevaarlijk, maar ik durf er heel wat onder te verwedden dat hij niet debiel was. Een jaar na zijn castratie schreef hij aan de geenesheer directeur: “Indien psychiatrie niets anders is, dan zoo als u, misbruik van uw roeping maakt, de menschen maar wat voorspiegelt, en tart en kwetst, spot met den geest en het lichaam en geen rechtsgevoel er op na houdt, dan kunnen ze net zoo goed een turftrapper hier aanstellen.” Getikt misschien wel, maar debiel ….
Dezelfde directeur schreef in die jaren overigens herhaaldelijk in zijn adviezen bij castratieaanvragen aan het ministerie dat het weliswaar geen argument mocht zijn, maar dat hij niet kon nalaten op het kostenbesparend effect van castratie te wijzen. Over een man die een jaar na zijn castratie zelfmoord pleegde, constateerde hij dat het niettemin een geslaagd geval was omdat hij niet gerecidiveerd had. Dit moet ook de dokter zijn geweest die het betreurde dat de dichter Achterberg zich niet had willen laten castreren, omdat hij benieuwd was geweest naar het effect van de operatie op het taalgebruik van de dichter. Geen wonder dat de Secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie in 1941 nog in een memo aantekende dat castratie een te gevoelig onderwerp was om aan deze geneesheer over te laten. Ook Anno 2005 lijkt het me goed uitspraken over zwakzinnigheid die tot ingrijpen in seksualiteit zouden moeten leiden met gepast wantrouwen te begroeten.
Theo van der Meer, 14 december 2005