13 mei 2009 | Kunst als provocatie | Jerker Spits | |
8 april 2009 | Geen nieuws | Frans Thuijs | |
11 maart 2009 | De strijd tegen de Apartheid begon eerder | Erica Meijers | |
11 februari 2009 | De onmogelijke openbaarheid van het verleden | Thomas von der Dunk | |
10 december 2008 | Onze armoedige geschiedenis. Vijf twijfels over de vaderlandse identiteitspolitiek | Krijn Thijs | |
12 november 2008 | Publieke historici en historisch publiek | Adriaan van Veldhuizen | |
13 oktober 2008 | Het lerarentekort in de Oudheid | Gerard Boter | |
10 september 2008 | Over kolonialisme | Susan Legêne | |
11 juni 2008 | Het leervermogen van wetenschappers | Rienk Vermij | |
3 en 14 mei 2008 | Drie curieuze historische kookboeken | Merel Boers | |
13 februari 2008 | Drie opvallende invalshoeken op Afrika | Frans Huijzendveld | |
9 Januari 2008 | Bekentenissen van een namaak historica | Irma Thoen |
Historici en actualiteitenprogramma’s op radio en televisie verdragen elkaar slecht. Enkele weken geleden overkwam mij iets dat mij opnieuw aan het denken zette. Het begon met een artikel in NRC Handelsblad. Een alerte redacteur had zijn werk gedaan. In november 2005 had de net aangetreden ultranationalistische regering in Polen met veel fanfare een aanvalsplan uit de Koude Oorlog aan de pers gepresenteerd. Het was een kaart met grote pijlen richting het westen en pictogrammen van kernbommen bij enkele grote steden, waaronder Amsterdam. Al na driekwart jaar kwam onze reporter met dit ‘nieuws’.
Maar daar gaat het mij nu niet om. Dit artikel was aanleiding voor de rest van ‘wakker Nederland’ om hier ook aandacht aan te besteden. De media kwamen bij mij terecht omdat ik enige kennis van deze materie heb. De betreffende kaart was mij bekend en ik kon deze goed op zijn waarde beoordelen. Ik gaf interviews aan kranten en was gast in enkele radioprogramma’s. Toen belde RTL ‘4 in het land’, een tv-programma met, naar mij al snel duidelijk werd – ik kende het programma niet goed –, een hoog ‘knuffelgehalte’. Ze hadden een item over een opgraving bij Olst van een oude bunker van de IJssellinie uit de jaren vijftig. Achter deze waterlinie hadden we de Russen moeten tegenhouden. Het zou leuk zijn als ik dan ook wat over die kaart zou vertellen. Ik zei nog dat in het jaar dat de Poolse kaart was gemaakt, 1970, de IJssellinie al – letterlijk – helemaal niet meer bestond. De meeste kunstwerken, zoals dat in het jargon heet, waren toen al opgeblazen. Maakte niet uit, ze wilden langskomen.
De opnames verliepen naar wens. Ik kwam duidelijk uit mijn woorden. Zij hadden, zeiden ze, een paar goede, bruikbare quotes. Ze waren dik tevreden. ’s Avonds de hele familie voor de buis. Pappa kwam op tv. Mijn scepsis nam al weer toe toen ik in een vooraankondiging alle ‘aaibare’ items voorbij zag flitsen. Plotseling, na een item over een ziek zeehondje dat telkens weer het strand opspoelde, ja hoor, de opgravingen bij Olst. En ineens was ik in beeld en na drie seconden: floep weer weg. Het wachten was op het volgende shot, maar nee, dit bleek alles te zijn. Het programma ging snel verder met een verhaal over een gestolen tuinkabouter die zijn eigenaresse elke dag een kaartje stuurde vanaf een steeds wisselend vakantieadres.
Grote hilariteit in huize Hoffenaar. Iedereen had iets anders van mijn ‘most famous three seconds’ onthouden en niemand, ook ik zelf niet, had verstaan, laat staan onthouden, wat ik had gezegd.
Dit is wel een extreem voorbeeld, maar ik denk dat verschillenden onder u het wel zullen herkennen. U maakt tijd vrij, geeft een fatsoenlijk interview en de redactie gaat ermee aan de haal. Daartegen kan geen mediatraining je in bescherming nemen. Dit roept de vraag op of historici, of u, wel aan dit soort programma’s moet meedoen. Ik zeg: doe het in beginsel niet! Als er van te voren opnames worden gemaakt, bent u overgeleverd aan de leeuwen. Houd de eer aan uzelf. Het teveel aan zenders moet worden gevuld, maar niet over uw rug.
Dit alles betekent uiteraard niet dat u de media moet schuwen. Dat wilt u waarschijnlijk ook helemaal niet. Het is hartstikke leuk om wat je weet aan een groot publiek te kunnen vertellen. De vraag die u zich echter altijd moet stellen is: krijg ik genoeg ruimte om mijn boodschap over te brengen en weet ik zeker dat deze daadwerkelijk wordt uitgezonden?
Het zit ’m meestal niet in de lengte. Een korte deelname aan een live-uitzending van een actualiteitenprogramma (tv of radio) draagt bijvoorbeeld veel minder risico’s in zich. U kunt zich er goed op voorbereiden, als u tenminste weet wat u in ieder geval wilt zeggen. Dat is echt een voorwaarde, want soms kan een reporter het u heel lastig maken. Zeker als deze een bepaald antwoord van u wil horen en eigenlijk niet wezenlijk is geïnteresseerd in wat u te vertellen hebt. Zelf heb ik dat onder meer ervaren toen ik onderzoek deed naar de militaire kant van de dekolonisatiestrijd in Indonesië. Dat bracht mij destijds tot de volgende stelling bij mijn proefschrift: “Het beeld dat militair-historici zich van de oorlog in Nederlands-Indië hebben gevormd, is zo genuanceerd en behoeft daarom zoveel uitleg, dat radio en televisie letterlijk geen tijd hebben om naar hen te luisteren.”
Deze stelling onderschrijf ik nog steeds. Ik doe het liefst mee aan programma’s waarin ik enige ruimte krijg om iets toe te lichten. En dan denk ik niet uitsluitend aan O.V.T. en Andere Tijden, maar ook aan bijvoorbeeld de TROS Nieuwsshow, de Ochtenden en dergelijke programma’s.
Kortom, doe vooral mee aan programma’s met een serieuze inslag. Anders gezegd: laat u, hoe vererend en leuk het misschien ook lijkt, nooit en te nimmer verleiden tot een optreden in bijvoorbeeld een programma van Paul de Leeuw - onze nationale tuinkabouter, die net iets te vaak doet alsof hij zijn hele leven op vakantie is.
Jan Hoffenaar, 11 okt 2006