Programma Historisch Café 12 december 2012
20.00 – Neutraliteitsperikelen – Interview met Samuël Kruizinga
Dat Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal bleef, is algemeen bekend. Dat ons land ondanks dat indirect wel bij die oorlog betrokken was, is minder gemeengoed. De Nederlandse economie was verknoopt met zowel Geallieerde als Centrale landen, met name Groot-Brittannië en Duitsland. Aangezien de Eerste Wereldoorlog niet in de laatste plaats een economische oorlog was, waarbij de oorlogvoerende landen hun vijand het bezit van vitale grondstoffen en goederen zoveel mogelijk probeerden te beletten, moest Nederland regelmatig spitsroeden lopen als het ging om de handelspolitiek. Omdat de overheid officieel neutraal wilde blijven, werd een particuliere organisatie in het leven geroepen, die de economische kastanjes uit het vuur mocht halen. Haar naam luidde de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij (afgekort: NOT).
Over deze organisatie, haar ontstaan en haar werking, handelt het proefschrift van Samuël Kruizinga (1980), waar hij in 2011 op promoveerde, en waarvan onlangs bij uitgeverij Walburg Pers een handelseditie verscheen, onder de titel Overlegeconomie in oorlogstijd. De Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij en de Eerste Wereldoorlog. Tijdens deze avond interviewen we Kruizinga over de fascinerende geschiedenis van de NOT, die voor een niet onbelangrijk deel bestaat uit intriges, gekonkel in achterkamertjes en onderlinge animositeit tussen de betrokken actoren.
Samuël Kruizinga is universitair docent Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde aan dezelfde universiteit, bij de vakgroep sociaal-economische geschiedenis.
Interviewer: Ivo Nieuwenhuis
20.45 – pauze
21.00 – De hedendaagse Oudheid – Gesprek met Jona Lendering en Piet Gerbrandy
Vanuit de maatschappij klinkt steeds luider de roep om wetenschap te ‘valoriseren’, om onderzoek maatschappelijk relevant te maken. Binnen de geesteswetenschappen leidt dit nogal eens tot protest, vanwege het vermeende dwingende karakter van deze maatschappelijke dwangbuis. Voor hen die de Oudheid bestuderen, zoals oudhistorici, classici en archeologen, is de kwestie wellicht nog nijpender. Hoe kan een periode die al zo lang voorbij is immers nog relevant zijn voor het heden?
Simon Goldhill, hoogleraar Griekse literatuur en cultuur in Cambridge, betoogt in zijn recent vertaalde boek Liefde, seks en tragedie, dat de Oudheid wel degelijk van belang is. We moeten, aldus Goldhill, de fundamenten van onze huidige samenleving en cultuur zoeken in de Oudheid. Moderne ideeën over het menselijk lichaam, seksualiteit, sport en politiek vinden interessante paralellen in het klassieke Griekenland. Kunnen we onszelf wel werkelijk begrijpen als we het klassieke verleden over het hoofd zien?
Volgens Jona Lendering (1964), oudhistoricus en auteur van het recent verschenen De klad in de klassieken, ligt de problematiek veel dieper. Het is vooral de huidige organisatie van het wetenschappelijk onderzoek naar de Oudheid die een probleem vormt. Terwijl onjuiste informatie zich mede dankzij het internet sneller dan ooit kan verspreiden, richten wetenschappers zich steeds meer op een publiek van medewetenschappers. Maar hoe zit het met de kwaliteit van de maatschappelijke kennisoverdracht?
Op basis van deze twee boeken zullen we met Jona Lendering en classicus Piet Gerbrandy (1958) in gesprek gaan over de zin dan wel onzin van het onderzoek naar de Oudheid. In hoeverre valt het heden te vergelijken met het klassieke verleden? Welke rol speelt het universitaire Oudheid-onderzoek nog in onze huidige maatschappij? En welk weerwoord hebben oud-historici, classici en archeologen überhaupt nog tegen de toenemende roep om valorisatie?
Gespreksleider: Frans Camphuijsen