Programma Historisch café 10 april 2019
20.00 uur – De eeuw van Gisèle
‘Een meesterlijke biografie’, zo oordeelde het NRC Handelsblad over ‘De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares’ van de hand van Annet Mooij en kende vijf sterren toe. Mooij wist door talloze archieven en interviews het bewogen leven van een bijzondere vrouw minutieus te ontrafelen. Dat ontrafelen was nodig, want de hoofdpersoon in kwestie had zelf een gepolijste versie van haar levensverhaal achtergelaten.
Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912-2013), dochter van een Oostenrijkse barones en een Amsterdamse patriciër, woonde als kind op katholieke kostscholen en in een kasteel met zeventig kamers. Deze jeugd vormde de springplank voor een veelzijdige kunstenaarsloopbaan en een leven vol bijzondere vriendschappen en liefdes. Ze trouwde met oud-burgemeester Arnold d’Ailly en verbond haar lot aan de mysterieuze Duitse dichter Wolfgang Frommel en zijn schare jonge vrienden, die zij tijdens de bezetting onderdak verleende in haar kleine Amsterdamse bovenwoning. Na de oorlog ontstond hieruit Castrum Peregrini, een exclusief, met veel geheimzinnigheid omgeven uitgevershuis, Gisèles eigen Herengrachtfamilie.
Annet Mooij (1961) is biograaf en zelfstandig onderzoeker. Ze schreef onder meer De polsslag van de stad. 350 jaar academische geneeskunde in Amsterdam(1999), De strijd om de Februaristaking (2006), De onzichtbare vijand. Over de strijd tegen infectieziekten (2007) en Dag in dag uit. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant vanaf 1980 (2011). Haar biografie over de generaalsdochter Mina Kruseman, Branie (2013), stond op de shortlist van de Biografieprijs 2014. De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares is haar meest recente werk.
Interviewer: Inger Schaap
Het boek is ter plekke te koop.
20.45 uur – Pauze
21.00 uur – Gastcolumn van Tycho Hofstra
21.05 uur – Burgers en buitenlui: de voormoderne stad als democratische bakermat
De Franse Revolutie heeft de reputatie de democratie in Europa een flinke duw in de rug te hebben gegeven. Met in het achterhoofd hun welbekende slogan liberté, egalité, fraternité, zouden de revolutionairen het democratisch gedachtegoed succesvol hebben verspreid. Maar niets is minder waar, zo stelt historicus Maarten Prak in zijn onlangs verschenen boek Citizens without nations. Urban citizenship in Europe and the world c.1000 – 1789. In plaats van het democratische gehalte te verhogen, bracht de revolutie in veel landen juist een einde aan de belangrijkste lokale instituties en praktijken die de stedelijke burgerparticipatie eeuwenlang mogelijk hadden gemaakt.
Over een tijdsspanne van een slordige achthonderd jaar traceert Prak de ontwikkeling van het stedelijke burgerschap. Volgens hem was het juist de mogelijkheid om als burger deel te nemen aan stadsraden, gilden, liefdadigheidsinstellingen en stedelijke milities, die kan verklaren waarom sommige regio’s welvarender waren dan andere. In plaats van ons blind te staren op de natiestaat, moeten we de belangrijkste verklaring voor de grote sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen in het verleden dan ook allereerst zoeken op lokaal stedelijk niveau.
We zullen het in deze aflevering van het HC dan ook hebben over de vele aspecten van het voormoderne burgerschap. Wat hield ‘burger’-zijn allemaal in? En welke consequentie had het als je geen burger was? Was het fenomeen alleen beperkt tot Europese steden of kwam het ook elders in de wereld voor? En welke lessen voor het heden kunnen we eigenlijk trekken uit de roerige geschiedenis van het stedelijke burgerschap?
Maarten Prak (1955) is als hoogleraar economische en sociale geschiedenis verbonden aan de Universiteit Utrecht. In zijn werk richt hij zich hoofdzakelijk op de geschiedenis van middeleeuwse en vroegmoderne steden en hun bewoners.
Interviewer: Frans Camphuijsen