Een kleine milieugeschiedenis (11 mei 2016)

Een kleine milieugeschiedenis

door Gijs Sevenhuijsen

Volgens een onlangs verschenen boek begon alle ellende lang geleden met de agrarische revolutie. De mens ging landbouw bedrijven, een careerchange van jewelste, als  jager verzamelaar stevende  hij kennelijk af op een forse burn-out.

De oplossing bleek erger dan de kwaal: bezit werd uitgevonden, het verschil in bezit werd geïnstitutionaliseerd in hiërarchie, alleenheerschappij en mannelijke dominantie kwamen op, religie evolueerde zich simultaan tot monotheïsme, de mens onderwierp zich aan de terreur van een alom aanwezige jaloerse god.

Maar het ergst van al was dat voedsel werd gegenereerd door de toepassing van schijt. Mest de bruine motor. De wereld begon te stinken.

In de loop der eeuwen vond verdere afglijding plaats, van dierlijke mest op de akkers naar bemesting met menselijk stront aan het eind van de Middeleeuwen. Dat wordt weer beschreven in een ander onlangs verschenen boek.  Een geschiedenis van de beerput: de logistiek van de verwerking van menselijk afval.

0001

Wat eet een mens? Schijt. Wat schijt een mens? Eten. De mens gevangen in zijn eigen voedsel keten.

Mann ist was man isst. Men is wat men eet. Een citaat afkomstig van Karl Marx. Hij wilde er menselijk onderscheid mee aangeven.  De ene klasse eet wat anders dan de andere.  Maar uiteindelijk produceren we allemaal schijt, wil ik hierbij tegenwerpen. Om een oude reclame voor een merk wc-papier aan te halen: koning, keizer, admiraal, Popla – het merk –  gebruiken we allemaal. Er zouden ook andere beroepsgroepen genoemd kunnen worden.

In schijt geen onderscheid. We zijn allemaal hetzelfde. Napoleon had dat goed begrepen.  Hij schold eens zijn minister van buitenlandse zaken, Talleyrand, een man van hoge adelijke afkomst die de stormen van de Franse Revolutie glansrijk had overleefd, uit voor een zijden kous gevuld met stront.

(Maar om in één rotte adem Napoleon’s veldtochten, waarbij hij de Europese velden omploegde tot dodenakkers, een eerste vorm van Europese landbouwpolitiek te noemen, dat gaat mij te ver).

Een ander voorbeeld van de nivellerende werking van schijt: Versailles waar de adel door het ontbreken van toiletten gewoon in een hoekje zijn behoefte deed  stonk net zo erg als een gemiddelde boerenhoeve.

Toegegeven, er  bestonden ook verschillen: de inhoud van een beerput in een rijke buurt van Amsterdam bevatte naast stront ook ander afval. De beerput in een arme buurt  bevatte alleen maar stront. Jerzy Gawronski de stadsarcheoloog van Amsterdam merkte onlangs op dat de mensen van een bepaalde buurt zo arm waren dat ze geen afval hadden. En daarmee gedoemd tot anonimiteit.

Milieubewust zouden we dat tegenwoordig noemen. Maar vroeger had de term milieu vooral een sociale lading. Een Amsterdamse socialist  uit de eerste helft van de 20e eeuw bepaalde dat Jordaanbewoners die in zijn ogen onaangepast  gedrag vertoonden  maar beter opgesloten konden worden in een ommuurd wijkje in Noord, Asterdorp geheten.  Onaangepast gedrag houdt hier vooral in niet hygiënisch genoeg. Met andere woorden: deze mensen hadden schijt aan alles.