Tussen mens en dier
door Gijs Sevenhuijsen
Hallo ik ben Gijs en tekenaar en af en toe vertel ik ook een verhaal.
Op een mooie dag ergens begin jaren zeventig, ging de grote deur van het Maagdenhuis open. De portier zag in het tegenlicht drie kleine gestalten naar binnen komen, hand in hand, de grootste van de drie in het midden. Deze stelde zich voor als Professor Adriaan Kortlandt, en deelde mee dat hij een afspraak had met George Cammelbeek, de kersverse voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam.
“En dit zijn mijn assistenten, Sjors en Sjimmie”, sprak Kortlandt, en knikte naar de twee chimpansees waarmee hij naar binnen was gewandeld. De portier slaagde erin zijn verbijstering te onderdrukken en belde naar Cammelbeek. Die kwam zijn werkkamer uitzetten, die toen nog gelegen lag op de begane grond van het Maagdenhuis. Een paar bezettingen verder verhuisde het college begin jaren 80 naar de derde verdieping. Ook Cammelbeek wist zich te beheersen en noodde het gezelschap naar binnen.
De gasten namen plaats, Kortlandt in het midden en de chimpansees op de stoelen aan weerzijden van hem. Een paar ogenblikken later werd Cammelbeek opnieuw gebeld: “de andere meneer is ook gearriveerd” luidde de mededeling. In de hal stond een jonge man met lang haar en een baard, in sandalen en met een gitaar in de hand. Hij was geen straatartiest maar een student-assistent van Kortlandt, met wie hij een conflict had. Cammelbeeck had de heren uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek.
Bij elke vraag of opmerking richting Kortlandt ging deze eerst met zijn secondanten in conclaaf, in een onbegrijpelijk koeterwaals, weliswaar op een gedempt beschaafde toon.
Ja met Kortlandt kon je lachen, in Adriaan school ook een Bassie, maar of Cammelbeek het grappig gevonden heeft, vraag ik me af. Door de apen op eenzelfde niveau te plaatsen als de voorzitter van college, moet ook een PvdA-politicus als Cammelbeek, met gelijkheid hoog in het vaandel, als een belediging hebben ervaren.
Met Kortlandt was het ook goed ruziemaken. Daar kwam ik achter toen ik in 2005 zijn persoonlijke archief kwam ophalen in zijn bovenwoning schuin tegenover de ingang van Artis. Hij woonde overigens sinds het midden van de jaren 70 grootste deel van het jaar in Oxford. 2 verhuisdozen vol, niet met onderzoeksverslagen, maar met documenten die getuigden van conflicten met zo’n beetje alle bestuursonderdelen van de universiteit. Kortlandt had kennelijk een kort lontje.
Het kan te maken hebben gehad met het zijn vakgebied, de bestudering van het gedrag van dieren, in het bijzonder dat van primaten. Waardoor hij overal en nergens thuishoorde, en ook niet wilde horen, wel dieren bestuderen maar geen bioloog, wel psychologie bestuderen maar niet bij mensen. Zijn oratie luidde “tussen mens en dier”, en zijn afscheidsrede: “tussen mens en dier II, van mensaap tot aapmens”.
Hier hebben we een link met het vorige onderwerp, Berneloth Moens. Maar er zijn grote verschillen, Moens is voor al een charmeur en een pleaser, hij zou een goede fund-raiser of communicatiemedewerker kunnen zijn geweest. Kortlandt is meer een loner, een individualist. Beiden afficheren zich als Darwinist, beiden op zoek naar de missing link, maar waar Moens die zoekt in het genetisch kruizen van aap en mens, ziet Kortlandt vooral overeenkomsten in gedrag. Daar waar Moens uiteindelijk niet naar donker Afrika vertrekt, gaat Kortlandt meermaals op expeditie op de uitgestrekte savannes van Afrika, op een solex, een soort brommer, om gewapend met doornstruiken leeuwen van zich af te slaan.
Anders dan Moens had Kortlandt wél concreet wetenschappelijk resultaat. Hij is de ontdekker van de oversprong, een bijzondere vorm van instinctief gedrag. Wanneer een bepaald instinct in een extreme situatie wordt geblokkeerd, dan springt een dier over op een ander gedrag die de situatie lijkt te negeren. Bijvoorbeeld, wanneer een chimpansee wordt aangevallen door een panter, slaat die niet op de vlucht, maar gaat hij zich verdiepen in een goed boek.
Waarom vertel ik dit alles hier eigenlijk? Waarom vertel ik een anekdote en flauwe grappen. Nou, lieve mensen, beschouw het als een vorm van oversprong, als vermijdingsgedrag. Met Moens als onderwerp loop je natuurlijk het gevaar om in een onderwerp als racisme verzeild te raken. Een mijnenveld vol taboes, vooroordelen, labels en etiketten, vooral in dit seizoen, vanmorgen vroeg was op het journaal het grote zwarte pieten al weer begonnen. En daar heb ik even geen zin in.
Met deze tekening van Moens ga ik op safe: bij hem geen huid, maar haar. En ik teken bij voorkeur niet in zwart-wit, maar met potlood, ik hou van nuances.
Uitgesproken tijdens het Historisch Café van 14 oktober 2015