Programma Historisch café 22 mei 2019
20.00 uur – Een Indische skyline
Tijdens de Indiëherdenking in de zomer van 1990 maakte een Indische Nederlander zich los uit het publiek en gooide een ei naar minister-president Ruud Lubbers. Gerrit van der Schuyt, de verantwoordelijke voor de eierstruif op het pak van Lubbers, was gekrenkt over de houding van de Nederlandse overheid ten opzichte van Indische Nederlanders. De commotie rond ‘het ei van Lubbers’ vormde een van de aanzetten tot dialoog en onderhandeling tussen Indisch Nederland en de Nederlandse regering. Bovendien kwamen verschillende Indische organisaties in deze periode tot volle wasdom.
Fridus Steijlen geeft in zijn boek Een Indische skyline een overzicht van Indische organisaties in Nederland die tussen 1980 en 2010 actief waren. Hij onderzocht hoe deze organisaties het beeld en de contouren van Indisch Nederland in die tijdspanne hebben beïnvloed. Vanavond gaan we met Steijlen in gesprek over de manier waarop Indische organisaties de term Indisch invulling gaven. Verschillende organisaties, met verschillende repertoires en verschillende invloeden, zullen de revue passeren.
Fridus Steijlen is bijzonder hoogleraar Molukse migratie en cultuur in comparatief perspectief aan de Vrije Universiteit Amsterdam en senior onderzoeker bij het KITLV (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde).
Interviewer: Ella Meng
20.45 uur – Pauze
21.00 uur – Column
21.05 uur – Reggae en de sociale geschiedenis van Jamaica. Gesprek met Koen de Groot
Tijdens grote wedstrijden zingen Ajacieden mee met Bob Marley dat ‘Every little thing [is] gonna be alright’. Hoewel die voorspelling dit jaar op het voetbalveld daadwerkelijk uit zou kunnen komen, weten zij doorgaans weinig over de oorsprong en de oorspronkelijke betekenis van het lied en de muzieksoort waartoe het behoort. Reggae wordt vaag geassocieerd met Jamaica, rookwaren en de rastafaribeweging, maar daar houdt de kennis van de meeste Nederlanders wel op. In dit gesprek, dat wordt gelardeerd, met muziekfragmenten, gaan we dieper in op de geschiedenis van Jamaica en de rol die de reggae daarin heeft gespeeld.
Toen Jamaica in 1962 onafhankelijk werd, wilde de creoolse Afro-Britse elite van het land het liefst zo weinig mogelijk aandacht besteden aan het slavernijverleden. Aandacht voor de slavernij kwam in hun ogen neer op het ophalen van pijnlijke herinneringen, en de focus op huidskleur zou bovendien een wig kunnen drijven tussen de verschillende bevolkingsgroepen van het land. Binnen deze context kreeg reggae de vorm van een tegennarratief. De nieuwe muziekstijl werd de stem van de zwarte onderklasse van het land, die zich ‘the days of slavery’ maar al te goed herinnerde, sociale misstanden bekritiseerde en een grotere politieke rol opeiste voor zichzelf. Via het rastafarigeloof uitten ze hun verbondenheid met Afrika en hun wens om, net als het volk Israel, uit Babylon te vluchtten en eindelijk het beloofde Zion te bereiken.
Koen de Groot is onderzoeksmasterstudent geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij houdt zich bezig de herinneringscultuur van de Nederlandse zoeaven en met de rol van muziek binnen de geschiedenis van Jamaica.
Interviewer: Daniël Knegt