De wereld is aan het globaliseren en Nederland globaliseert mee. Maar onze geschiedschrijving loopt achter. Ze is nog steeds erg gebonden aan het nationale en regionale verhaal. Hoe valt het anders te verklaren dat de Westerse en niet-Westerse geschiedenis als aparte onderwerpen gezien en gedoceerd worden, terwijl het juist hun uitwisselingen en conflicten met elkaar zijn die de moderniteit mogelijk gemaakt hebben? En wat te denken van de nationale canon? Het is bijzonder ironisch dat dit in Nederland gebeurt, het land dat het eerste moderne handelsrijk voortbracht. Een geglobaliseerde wereld maakt geschiedschrijving vanuit nationale en beschavingsapartheid achterhaald. Wat we nodig hebben is geschiedschrijving die recht doet aan ons wereldburgerschap.
Markha Valenta (Los Alamos, New Mexico, 1967) studeerde biologie en Engels en is als onderzoeker verbonden aan de afdeling geschiedenis van de faculteit der letteren van de Vrije Universiteit. Ze doet onderzoek naar de gevolgen van de confrontatie tussen van de seculiere (post-)protestantse staat en de Islam, met name in het publieke debat in Nederland en de VS. Vorig jaar editeerde ze met Diederik Oostdijk Tales of the great American victory. World War II in politics and poetics (Amsterdam 2006). Met James Kennedy schreef ze onlangs het hoofdstuk 'Religious pluralism and the Dutch state. Reflections on the future of Article 23' in de recente WRR-verkenning Geloven in het publieke domein (Amsterdam 2006).
De negentiende-eeuwse mens overwon niet alleen de grenzen van ruimte en tijd in hoge mate, ook streed hij met succes tegen zaken die de vooruitgang belemmerden, of het nu om sterke drank, de slavernij of de belasting op kranten ging. Nu Auke van der Woud, auteur van Een nieuwe wereld. Het ontstaan van het moderne Nederland, wegens ziekte plotseling verstek moest laten gaan, hebben we in Maartje Janse, auteur van De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland, 1840-1880 (Amsterdam, Wereldbibliotheek, 2007) een vervangster gevonden die vanuit een andere optiek ook fraai kan laten zien hoe Nederland moderniseerde.
"Voorafgaande aan de oprichting van de eerste politieke partijen organiseerden maatschappelijk betrokken burgers zich in verenigingen om de afschaffing van allerlei sociale misstanden te bevorderen. De eerste 'afschaffers' beweerden a-politiek te zijn en vanuit hun geloof, gevoel en geweten te protesteren tegen wat er mis was in de samenleving. Maar langzamerhand kregen hun protesten een politieke lading en daarmee veranderden ze de aard van de politiek. Het was mede te danken aan de afschaffers dat politiek tegen het einde van de negentiende eeuw ook over moraal en geloof ging, en dat steeds meer mensen zich bij de politiek betrokken voelden. Op basis van niet eerder gebruikt materiaal brengt Maartje Janse de vergeten wereld van de afschaffers tot leven, die in de periode van na de grondwet van 1840 tot de oprichting van de Antirevolutionaire Partij in 1879 een zo belangrijke rol hebben gespeeld in de vorming van de Nederlandse politiek. Zij vertelt het verhaal van enkele verenigingen die zich verzetten tegen onder meer slavernij, drankmisbruik, de belasting op kranten, het cultuurstelsel in Indië, en de Onderwijswet van 1857. Ze laat zien hoe politieke veranderingen vaak in gang werden gezet door gruwelverhalen, morele verontwaardiging, geloof, buitenlandse voorbeelden en - niet te vergeten - de ambities en onderlinge concurrentie van de wereldverbeteraars zelf." Aldus de tekst op het boek.
Maartje Janse (1976) studeerde cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. De afschaffers is haar dissertatie, waarvoor zij onderzoek deed aan de Rijksuniversiteit Groningen. Momenteel is zij verbonden aan de Universiteit Leiden. Eerder publiceerde ze onder meer De geest van Jan Salie. Nederland in verval? (2002).
In het recente publieke debat in Duitsland is er opmerkelijk veel aandacht voor Duitsers als slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Of het nu gaat om de geallieerde bombardementen op Duitse steden of om de lotgevallen van meer dan twaalf miljoen 'verdreven' Duitsers uit Midden- en Oost-Europa - in politiek en media wordt het Duitse leed breed uitgemeten. Wat opvalt is dat over dit 'verdachte' thema nu vrijer en met minder zelfcensuur wordt gesproken dan in de voorgaande decennia.
Hoe kunnen we de plotselinge aandacht voor het Duitse oorlogsleed verklaren? Door wie, waarom en op welke manier wordt er over welke Duitse slachtoffers gesproken? In de diverse bijdragen wordt duidelijk gemaakt dat Duitse slachtofferverhalen een langere traditie hebben en dat aandacht voor het Duitse leed niet ten koste hoeft te gaan van het besef van Duitse schuld. Integendeel: de aandacht voor Duitse slachtoffers leidt onvermijdelijk weer tot de vraag naar de Duitse daders. Daarom kan het recente Duitse slachtofferdebat niet zonder meer worden afgedaan als een 'revisionistische' poging om tot een herverdeling van schuld en leed te komen. Wel wordt het beeld van het oorlogsverleden steeds complexer.
In deze bundel van het Duitsland Instituut Amsterdam komen die complexiteit en de veelzijdigheid van het Duitse debat en de intensieve omgang met het eigen verleden volop aan bod. Een greep uit de thema's: de discussies naar aanleiding van de geallieerde bombardementen en van de 'vlucht en verdrijving', de verkrachting van Duitse vrouwen, de ideologische slachtofferbeelden van de DDR, het 'linkse' slachtofferbesef van de RAF, het thema van Duits leed en verlies tijdens de herdenkingen van 1985 en in de naoorlogse Duitse geschiedwetenschap en literatuur.
Met bijdragen van Bas von Benda-Beckmann, Patrick Dassen, K. Erik Franzen, Beatrice de Graaf, Chris Lorenz, Norman M. Naimark, Jacco Pekelder, Krijn Thijs en Anthonya Visser.
Patrick Dassen (1961) studeerde en promoveerde aan de UvA op Max Weber en het probleem van de moderniteit in Duitsland, 1890-1920 (1999). Hij was werkzaam aan het Duitsland Instituut, de RUG en de UvA, en sinds 2004 aan de RUL. Voor de bundel Duitsers als slachtoffers schreef hij, naast de inleiding, een artikel over de geallieerde bombardementen.
Krijn Thijs (1976) is werkzaam aan het DIA en de RUL. In 2006 promoveerde hij op Drei Geschichten, eine Stadt, een studie naar de verschillende manieren waarop nazi's, communisten en democraten de geschiedenis van Berlijn duidden. In Duitsers als slachtoffers schreef hij, behalve de inleiding, een artikel over de Westduitse herinneringscultuur in de jaren tachtig.
Hinke Piersma (1964) is historica en als onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. In 2005 verscheen haar proefschrift De Drie van Breda. Duitse oorlogsmisdadigers in Nederlandse gevangenschap 1945-1989. Onlangs publiceerde zij Op oorlogspad. Jaap le Poole, verzetsman voor het leven (Amsterdam, 2006) en Doodstraf op termijn. Nederlandse Nacht und Nebel-gevangenen in kamp Natzweiler (Zutphen, 2006).
Het Historisch Café van maart wordt mede mogelijk gemaakt door het Duitsland Instituut Amsterdam (www.duitslandinstituut.nl) en Athenaeum Boekhandel (www.athenaeum.nl).