"Nederland bestond nog niet" zijn de eerste woorden van In de marge van de beschaving. De geschiedenis van Nederland, 0-1100 van Marco Mostert. In dit verse deel uit de reeks De geschiedenis van Nederland, waarin eerder al De last van veel geluk. De geschiedenis van Nederland, 1555-1702 van Van Deursen verscheen, beschijft Mostert de geschiedenis van Nederland voordat het bestond: van Julius Caesar tot ongeveer het jaar 1100. Gedurende deze periode was er geen politieke eenheid, geen nationale Nederlandse staat en de bewoners van deze streken konden hun identiteit daar dus ook niet aan ontlenen.
In hoeverre zijn ze onze voorouders? In het boek komt een bonte stoet aan volkeren langs die een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van het gebied dat we nu Nederland noemen: Romeinen, Bataven, Friezen, Franken, Saksen, Karolingers er Vikingen. Wat weten we eigenlijk van deze lange periode, waarover de bronnen aanzienlijk minder talrijk zijn dan over latere eeuwen? Wat weten we van deze volken, en hoe bruikbaar is die term voor deze steeds veranderende groepen mensen? Hoe kwamen en verdwenen die volken? Hoe leefden de mensen? Welke rol speelde de kerstening in deze geschiedenis, en waarom verliep die zo moeizaam? Deze en andere vragen stellen we aan Marco Mostert.
Marco Mostert is hoogleraar Middeleeuwse Schriftcultuur bij de afdeling Middeleeuwen van het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Utrecht en leidde het Pionierproject Verschriftelijking. Zijn onderzoek ligt op het terrein van de middeleeuwse schriftcultuur, met nadruk op de relaties tussen niet-verbale, orale en schriftelijke vormen van communicatie. Hij is general editor van Utrecht Studies in Medieval Literacy, en leidt een internationaal project op het gebied van Medieval Urban Literacy. Hiernaast publiceert hij met enige regelmaat over (vroeg-)middeleeuwse geschiedenis. Recentelijk publiceerde hij In de marge van de beschaving. De geschiedenis van Nederland, 0-1100.
Interviewer: Joop Hopster
Begin jaren negentig, bij de voorbereiding van de Peter de Grote-expositie in het Amsterdams Historisch Museum, stuitten Jozien Driessen-Van het Reve en haar collega Annemarie de Wildt in Petersburg op een 18e-eeuwse briefwisseling tussen de Amsterdamse apotheker Albert Seba, Robert Areskine (de lijfarts van Peter de Grote) en Johann Daniel Schumacher (bibliothecaris van de tsaar). Deze ontdekking had belangrijke gevolgen voor de beeldvorming over de verhouding tussen Rusland en de Republiek. Uit de brieven werd duidelijk dat de Tsaar grote interesse had in Hollandse natuurkundige verzamelingen, maar waarom eigenlijk? Een gesprek met Jozien Driessen-Van het Reve over De Kunstkamera van Peter de Grote.
Jozien Driessen-Van het Reve studeerde geschiedenis met als bijvakken Russisch en archiefwetenschap. Ze was gastconservator en tentoonstellingsmaker bij het Rijksmuseum, het Amsterdams Historisch Museum en de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Eerder publiceerde ze onder meer Russen en Nederlanders (1989), Tsaar Peter de Grote en zijn Amsterdamse vrienden (1996) en Saving The Children: History Of The Organized Effort To Rescue Jewish Children, 1942-1945 (2004).
Interviewer: Bart van den Bosch
Het Historisch Café van woensdag 10 februari wordt mede mogelijk gemaakt door Athenaeum Boekhandel en Historisch Nieuwsblad.
Athenaeum Boekhandel biedt de mogelijkheid de te bespreken titels aan te schaffen tijdens dit Historisch Café.
Boekentips van Athenaeum Boekhandel:
Lees ook op de website van Athenaeum:
Historisch Nieuwsblad, ontdek het zelf.
Maak nu geheel vrijblijvend kennis en ontvang gratis twee nummers Historisch Nieuwsblad.