Archief - HC 13 mei 2009

Beschrijving van het programma

20.00 – Een ongemakkelijke verhouding: Thomas Bernhard en Oostenrijk – Column door Jerker Spits

"Ik leef hier in Oostenrijk, omdat ik niet anders kan, omdat ik met het landschap verbonden ben. Maar ik wil omwille van mijn werk niets met mijn vijanden te maken hebben. En de vijanden zijn overal." Twintig jaar geleden stierf de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard (1931-1989). Tijdens zijn leven stond hij in het middelpunt van de belangstelling, vooral door zijn opmerkingen over het Oostenrijkse verleden. In het toneelstuk Heldenplatz (1988) beweerde hij dat er in Oostenrijk sinds het nationaal-socialisme nog niets veranderd was. Ook in zijn autobiografie (1975-1982) schreef hij, ver vóór de affaire-Waldheim, over het Oostenrijkse nazi-verleden.

Na zijn dood was Bernhard plots heel populair in eigen land. Eigenlijk kon je best om Bernhard lachen. Van Skandaldichter werd Bernhard een Staatsdichter. Hij kreeg een plekje in de Oostenrijkse canon. Oostenrijk kon over de grens goede sier maken met deze literaire held. Wat jammer toch dat hij nooit de Nobelprijs had gekregen... Nu is er niks mis met lachen om Bernhard. Maar die opmerkingen van hem over de katholieke kerk, over de hypocrisie van burgers en de machtshonger van politici – die geven nog altijd te denken. En heus niet alleen voor Oostenrijk.

Jerker Spits (1977) is germanist. Hij studeerde Duitse taal- en letterkunde in Leiden en Wenen. In 2008 promoveerde hij op een proefschrift over de Duitstalige autobiografie: Fakt und Fiktion. Die Autobiographie im Spannungsfeld zwischen Theorie und Rezeption. Hij publiceerde in Duitse Kroniek, Monatshefte en Oxford German Studies over Thomas Bernhard, Ernst Jünger en Martin Walser. Daarnaast schrijft hij korte verhalen, waarvan het laatste onlangs verscheen in De Tweede Ronde.

20.15 – De oorlog van Bastiaans – Interview met Bram Enning

Bram EnningProf.dr. Jan Bastiaans (1917-1997) was een van de invloedrijkste psychiaters in naoorlogs Nederland. Hij was jarenlang hoofd van een universitaire kliniek, kreeg als enige in Nederland toestemming voor het gebruik van LSD en claimde grote therapeutische successen bij een bijzondere groep patiënten: de overlevenden van de concentratie- en vernietigingskampen. In Bastiaans en zijn soms levensgevaarlijke behandeling zagen zij een laatste redmiddel. Met een krachtige politieke lobby, emotionele chantage en zelfs persoonlijke bedreigingen streden Bastiaans en zijn aanhangers voor het behoud van zijn methode. Hoe kon 'papa Bas' zoveel succes hebben met zo'n omstreden methode? We spreken hierover met Bram Enning, de auteur van De oorlog van Bastiaans. De LSD-behandeling van het kampsyndroom.

Bram Enning (1974) studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en is promovendus aan de Universiteit Maastricht en tevens als geassocieerd onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD).

Interviewer: Bart van den Bosch

21.00 uur – Pauze

21.15 uur – Nikolai Ivanovich Yezhov: the Soviet Eichmann? – Debat met John Arch Getty en Marc Jansen (NB. Voertaal: Engels)

John Arch GettyNikolai Ivanovich Yezhov maakte in de jaren dertig, vrijwel vanuit het niets, pijlsnel carrière in de Communistische Partij van de Sovjet-Unie: tijdens Yezhov's periode als NKVD-chef (1936-1938) had alleen Stalin meer macht dan hij. Tijdens de Grote Terreur was Yezhov verantwoordelijk voor ruim anderhalf miljoen arrestaties; bijna de helft van deze arrestanten werd geëxecuteerd. Na deze moordpartijen verving Stalin hem door Beria, waarna Yezhov begin 1940 zelf werd gedood. Na zijn val raakte hij vrijwel direct in de vergetelheid. Wie was deze Yezhov?

Hij was een klein mannetje (1.51 m), van gedeeltelijk Litouwse afkomst, een autodidact, leed aan tal van ziekten en was een drinkebroer, maar kon ook een enorme werklust tentoonspreiden, was bijzonder loyaal aan Stalin en voerde hem opgelegde taken altijd stipt uit. Er wordt over hem gezegd dat zijn enige probleem was dat hij geen maat wist te houden. Hij wordt omschreven als zachtaardig en hulpvaardig, maar ook als wreed, grof en kil; als 'Nicky the booklover', maar ook als 'the Soviet Eichmann', 'bloodthirsty dwarf' en 'moral and physical pygmy'.

Was hij slechts een slaafse, efficiënte uitvoerder van Stalin's orders of doen we hem daarmee tekort? Hoe kon hij uit het niets zo snel opklimmen, en waarom verving Stalin hem zo abrupt? Had hij zijn nut gehad en was hij daarna overbodig, of had hij ook volgens Stalin de grenzen der betamelijkheid overschreden? Veranderde hij geleidelijk van een aimabele, hardwerkende functionaris in een bloeddorstig monster, of is er van zo'n omslag überhaupt geen sprake? Had hij een buitengewoon scherp oog voor personeelsbeleid of zag hij overal samenzweringen waar die niet waren – en in hoeverre was hij daarin representatief voor (de top van) de Communistische Partij?

Over deze en andere vragen zullen we spreken met twee historici, die allebei een boek over Yezhov schreven en allebei nieuwe bronnen over Yezhov hebben gevonden. Marc Jansen schreef in 2002 een boek over Yezhov en de Grote Terreur, John Arch Getty in 2008 over Yezhov tot aan Yezhov's benoeming tot NKVD-chef in 1936.

John Arch Getty (1950) is hoogleraar geschiedenis aan de University of California, Los Angeles (UCLA). Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, Stalin en het stalinisme. In 2008 publiceerde hij samen met Oleg V. Naumov Yezhov. The Rise of Stalin's "Iron Fist". Eerder publiceerden beide heren ook The Road to Terror: Stalin and the Self-Destruction of the Bolsheviks, 1932-1939 (1999). Verder redigeerde Getty samen met Roberta Manning Stalinist Terror: New Perspectives (1993) en schreef hij Origins of the Great Purges: The Soviet Communist Party Reconsidered, 1933-1938 (1985).

Marc Jansen en Nikita PetrovMarc Jansen (1946) is als universitair docent verbonden aan de leerstoelgroep Oost-Europese Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in 1979 op Een showproces onder Lenin: Het proces tegen de socialisten-revolutionairen in 1922 in Moskou (verschenen in het Nederlands, Engels en Russisch). Relevante publicaties van de afgelopen jaren: Stalin's Loyal Executioner: People's Commissar Nikolai Ezhov, 1895-1940 (2002, samen met Nikita Petrov; aangevulde Russische editie 2008); 'Mass terror and the court: The Military Collegium of the USSR', Europe-Asia Studies, 2006, no. 4 (ook samen met N. Petrov); Een geschiedenis van Rusland: Van Rurik tot Poetin (2008, aanvullende hoofdstukken over Jeltsin en Poetin in het standaardwerk van J.W. Bezemer). Bereidt samen met Nikita Petrov een monografie voor over het Militair College van het Hooggerechtshof van de Sovjetunie.

Gespreksleiding: Joop Hopster

22.00 uur – Borrel naar believen in P96

Met dank aan

Het Historisch Café van woensdag 13 mei wordt mede mogelijk gemaakt door Athenaeum Boekhandel (www.athenaeum.nl). Athenaeum Boekhandel biedt de mogelijkheid de te bespreken titels aan te schaffen tijdens dit Historisch Café.

Boekentips van Athenaeum Boekhandel:

Naar de archiefindex Naar boven

Kunst als provocatie

In Oostenrijk is altijd alles het ergste geweest.

De stad Salzburg is een katholiek-stompzinnig-nationaalsocialistisch bastion.

Oostenrijk is een farce.

Het zijn weinig vleiende woorden, waarmee de schrijver die mij voor ogen staat, zijn eigen land bedacht. Zijn toneelstukken, verhalen en romans waren altijd goed voor een stevige discussie. In 1968 kreeg hij de Oostenrijkse Staatsprijs, maar zijn dankrede werd gezien als een 'belediging voor Oostenrijk'. Zijn toneelstuk Heldenplatz vormde de aanleiding voor een ongeëvenaarde ophef in de Oostenrijkse media en politiek. Ik heb het over de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard, die leefde van 1931 tot 1989.

Bernhards werk gaat vaak over uitzonderlijke schrijvers, wetenschappers en musici die zich in weerwil van hun omgeving voor geniaal houden. Het zijn fanatieke Einzelgänger die zich afzetten tegen de 'domme massa'. Ze richten hun pijlen op alles wat hun omgeving heilig is: de staat, de katholieke kerk en boegbeelden van de Oostenrijkse cultuur.

Het Weense Burgtheater? Een bouwval, waar nog slechter toneel wordt gespeeld dan in het Oostenrijkse parlement. De Salzburger Festspiele? Een pretentieuze parade, met als boze bedoeling de wereld wijs te maken dat Oostenrijk een beschaafd land zou zijn. Bernhard hekelde de culturele elite van Salzburg en Wenen, die juist door haar pretenties nog achterlijker zou zijn dan de boeren in de bergen.

'Nestbevuiler' en 'vaderlandsverrader' noemde de boulevardkrant Neue Kronen Zeitung hem. De rechtsradicale FPÖ van Jörg Haider voerde in de jaren tachtig campagne met de leus 'Wilt u Bernhard en Jelinek – of kunst?'. Een hoogtepunt bereikte de publieke ophef rond Bernhard in 1988. Het vermaarde Weense Burgtheater vierde zijn honderdjarig jubileum en directeur Claus Peymann vroeg zijn vriend Thomas Bernhard een stuk te schrijven. Maar 1988 was ook het jaar waarin Oostenrijk de Anschluss aan Hitler-Duitsland in 1938 herdacht. Zo'n 200.000 enthousiaste Oostenrijkers bejubelden toen hun landgenoot Hitler op de Heldenplatz.

Bernhard liet in zijn stuk Heldenplatz een joodse professorenfamilie uit Oxford terugkeren naar Wenen. De stad is weer welvarend, maar de spoken uit het verleden waren nog rond. Professor Joseph Schuster is na zijn terugkeer uit Engeland uit het raam gesprongen, omdat hij niet aan Wenen en de Weners kon wennen. Zijn dochter wordt op straat bespuugd, omdat ze joods is. Zijn vrouw krijgt het geschreeuw van de massa uit 1938 maar niet uit haar hoofd. In Oostenrijk, luidt de sombere conclusie, is sinds 1938 niets veranderd. De Oostenrijkers zijn een dom en gemeen volk.

Tegenstanders stortten zakken mest uit over de trappen van het Burgtheater. Beschuldigingen over een onverwerkt verleden wilde men liever niet horen, al helemaal niet uit de mond van Bernhard, die vuile nestbevuiler. De Weense burgemeester eiste dat het stuk niet zou worden opgevoerd. Jörg Haider wilde Claus Peymann ontslaan. Kurt Waldheim beschouwde het stuk als een 'grove belediging van het Oostenrijkse volk'. Kurt Waldheim, inderdaad. De Oostenrijkse president die twee jaar daarvoor zelf over zijn onverwerkt verleden was gestruikeld.

Dit jaar, twintig jaar na zijn dood, viert Oostenrijk het Thomas Bernhard-jaar. En dit jaar, twintig jaar na zijn dood, lijkt haast iedereen van Bernhard te houden.

Bij de Duitse uitgeverij Suhrkamp verschijnen Bernhards Städtebeschimpfungen: zijn scheldkanonnades over München, Düsseldorf en Hamburg. Kennelijk doe je niet meer mee als Bernhard je niet heeft uitgescholden.

Ook in zijn vaderland is Bernhard niet langer een gewraakt, maar een gevierd auteur. 'Volkomen onbegrijpelijk', noemt de Weense krant Die Presse de ophef rond Bernhard tijdens zijn leven. Dezelfde krant die bij de première van Heldenplatz tot zijn felste criticasters behoorde, biedt haar lezers nu dvd's van Bernhards toneelstukken aan. Zelfs het dorpje Traunstein, waar de schrijver van zijn zesde tot zijn elfde woonde, organiseert een 'ausführliches Veranstaltungs-Programm zum Traunsteiner Thomas Bernhard Jahr'. Het zal worden geopend door de Altoberbürgermeister – een titel die je onwillekeurig aan een figuur uit een van Bernhards toneelstukken doet denken. Het ontbreekt er nog maar aan dat de Oostenrijkse staatsprijs voor literatuur in de 'Thomas Bernhard-prijs' wordt omgedoopt.

Heeft Bernhards werk aan zeggingskracht ingeboet, nu hij in de Oostenrijkse canon is opgenomen? Zijn Bernhards pijlen bot geworden, nu hij niet langer een Skandaldichter, maar een Staatsdichter is? Daar lijkt het vooralsnog niet op. Ik heb daarvoor drie aanwijzingen.

In de eerste plaats zijn Bernhards teksten te nauw met de Oostenrijkse en Duitse identiteit – en vooral de zoektocht naar die identiteit – verweven, om er al te gemakkelijk afstand van te kunnen nemen. Naast het beroemde gelijknamige gedicht van Ernst Jandl is er geen tekst die zo diep raakt aan collectieve traumata, angsten en verwachtingen in Oostenrijk als Thomas Bernhards toneelstuk Heldenplatz. Bernhards werk vormt een onuitputtelijke bron voor iedereen die zich bezig wil houden met het collectieve geheugen van de Oostenrijkse natie.

In de tweede plaats is er de literaire kwaliteit van Bernhards werk, zijn vernieuwende omgang met literaire genres en conventies. Die komt juist sterker naar voren nu al die chaos en rumoer achter ons ligt. Zo is zijn vijfdelige autobiografie een van de hoogtepunten van het genre in de Duitstalige literatuur. Bij Bernhards toneelstukken valt vooral zijn gave op, retorisch buitengewoon effectvolle teksten te kunnen schrijven. Bernhards toneelteksten zijn door de voortdurende variatie op een thema niet alleen zeer muzikaal, maar vaak ook zeer humoristisch. Niet voor niets is Bernhard een van de favoriete auteurs van veel dramaturgen en toneelspelers.

In de derde plaats beheerst geen andere auteur de kunst van het provoceren zo als Bernhard. Want dit is Bernhards grootste kwaliteit: zijn vermogen de toeschouwer of lezer te prikkelen en tot een reactie te dwingen. Uit de schandalen rond Bernhard blijkt dat men gedwongen was hem serieus te nemen. De Oostenrijkse schrijver dwong zijn publiek – ook het publiek dat normaal niet op het gerieflijke rode pluche neerstrijkt – op zijn uitspraken over de machthonger van politici en de slechte smaak van de massa in te gaan. Je kon Bernhard niet negeren.

De discussie over Bernhard werpt daarnaast een interessant licht op het cultuurpolitieke debat zoals dat in Duitstalige landen gevoerd wordt. En dat is anders dan in ons land.

In felle discussies wordt bepaald welke plaats bepaalde aspecten van het verleden in het collectieve bewustzijn in zouden moeten nemen. Er is een boeiende gedachtewisseling over heden en verleden, vaak naar aanleiding van uitspraken van kunstenaars. Het culturele debat staat niet los van het politieke. Daardoor zijn er in Duitsland en Oostenrijk nog altijd vijanden van Bernhard, die zijn werk bestrijden, zoals de schrijver Martin Walser, en fervente aanhangers, die zich met hem verwant voelen, zoals Elfriede Jelinek. Twintig jaar na zijn dood is Bernhard zelf een drager van herinnering geworden, die wordt ingezet in het politieke en culturele debat.

Literatuur is in Duitsland en Oostenrijk, meer dan in Nederland, een politiek medium – een medium dat daardoor sterk in de belangstelling van politiek en cultuur staat. Dat heeft natuurlijk veel met het Duitse en Oostenrijkse verleden te maken. Toch zou je willen dat ook Nederland wat vaker op het scherp van de snede debatteerde. Je zou willen dat er ook in Nederland een schrijver opstond die ons eens goed wakker zou schudden door te zeggen: 'In Nederland is altijd alles het ergste geweest'.

Jerker Spits, 13 mei 2009

Naar de archiefindex Naar boven

Karikatuur

Historisch Café 13-05-2009 - Karikatuur door Gijs Sevenhuijsen

Naar de archiefindex Naar boven

Karikatuur 2

Historisch Café 13-05-2009 - Karikatuur door Gijs Sevenhuijsen

Naar de archiefindex Naar boven