Gerrit Vermeer is sinds 1985 werkzaam als docent aan het Kunsthistorisch Instituut. Zijn specialisme is Middeleeuwse Bouwkunst. In 1999 promoveerde hij op het proefschrift Kloosters van Baksteen. De architectuur van de hervormingsorden in Nederland tot omstreeks 1300. Samen met Ben Rebel, schreef hij de Historische Gids van Amsterdam. Op dit moment bereidt hij samen met Ben Rebel de uitgave voor van deel 3 over de negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse stadsuitbreidingen.
De grondwet van Thorbecke uit 1848 had onder andere grote gevolgen voor de Tweede Kamer, die aanzienlijk meer rechten en macht kreeg. De interpretatie van deze nieuwe grondwet had nogal wat voeten in de aarde: het zou nog zo’n veertig jaar duren voordat de praktijk, spelregels en mores van de Tweede Kamer min of meer vaste vorm gekregen hadden. Al bakkeleiend laveerden de Tweede Kamerleden tussen idealisme en opportunisme totdat de Kamergebruiken de vorm gekregen hadden die ze nu grotendeels nog steeds kennen.
In zijn proefschrift Mannen van Gezag beschrijft Jouke Turpijn deze periode, die hij ‘de uitvinding van de Tweede Kamer’ noemt. Joop van den Berg legt wat meer nadruk op de continuïteiten en beziet de veranderingen in de decennia na 1848 niet zozeer als een uitvinding, maar als een geleidelijker proces van transformatie. In dit gesprek gaan we met beide heren in op deze veranderingen en de gevolgen daarvan.
Jouke Turpijn (1976) studeerde geschiedenis in Groningen en promoveerde in januari bij Henk te Velde op zijn onderzoek naar de Tweede Kamer in de negentiende eeuw: Mannen van Gezag. De uitvinding van de Tweede Kamer 1848-1888. Momenteel werkt hij als docent Nederlandse geschiedenis aan de UvA.
J.Th.J. (Joop) van den Berg (1941) is o.a. oud-directeur van de Wiardi Beckman Stichting, voormalig Eerste Kamerlid en emeritus hoogleraar Nederlandse politiek en parlementaire geschiedenis te Leiden. Hij promoveerde in 1983 op het proefschrift De toegang tot het Binnenhof. De maatschappelijke herkomst van de Tweede-Kamerleden 1849-1970 en publiceerde daarnaast talloze boeken en artikelen over met name Nederlandse politiek en parlementaire geschiedenis.
Op 22 februari promoveerde Harm Kaal op het proefschrift Het hoofd van de stad over burgemeester Willem de Vlugt en Amsterdam in het interbellum. De Vlugt was de eerste niet-liberale en niet-academisch geschoolde burgemeester van de hoofdstad. Hij wist zich als burgervader bijna twintig jaar lang te handhaven, ondanks uitwassen van de ‘moderne cultuur’ en het wethouderssocialisme van Wibaut, De Miranda en Boekman. Als burgemeester moest hij op zoek naar zijn rol op het politieke toneel. In het interbellum werd vanuit Den Haag de bestuurlijke speelruimte van de burgemeester verkleind, terwijl hem ook kansen werden geboden. Genoeg aanleiding dus voor een gesprek over de rol van de burgemeester in de gemeentelijke politiek en de politieke problemen die op zijn pad komen.
Harm Kaal (1977) studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. In 2001 studeerde hij af op een scriptie over Willem de Vlugt 'Met Gods hulp voorwaarts!'. Hij was medeauteur van een eind 2006 verschenen bundel Een keten van macht. Amsterdam en zijn burgemeesters vanaf 1850.
Het Historisch Café van woensdag 9 april wordt mede mogelijk gemaakt door Uitgeverij Aksant (www.aksant.nl) en Athenaeum Boekhandel (www.athenaeum.nl).
Athenaeum Boekhandel biedt de mogelijkheid de te bespreken titels aan te schaffen tijdens dit Historisch Café.