Historici oordelen vrijmoedig over mensen, vaak dode mensen - maar wat is de historicus eigenlijk zelf?
Frans Smits is hoofdredacteur van het Historisch Nieuwsblad.
In hun boek Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in West-Europa (uitgeverij Boom, 2006) zoeken Tine de Moor en Jan Luiten van Zanden een verklaring voor het ontstaan en de werking van het zogenaamde Europees huwelijkspatroon, gekenmerkt door een relatief hoge huwelijksleeftijd en een relatief hoog percentage ongehuwden – beide gevolg van een 'modern' huwelijk, gebaseerd op onderlinge affectie en de vrije keuze van beide partners. Maar hoe is het ontstaan? En wat waren de regels van het 'spel'?
De auteurs stellen dat de kerkelijke doctrine in de late middeleeuwen inhield dat wederzijdse instemming nodig – en afdoende – was om te kunnen huwen. Dit impliceerde niet alleen een grotere gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, maar ook tussen generaties: het vaderlijk gezag was veel minder sterk dan in huwelijkssystemen waarin toestemming van de vrouw niet nodig was. Resultaat van dit relatief zwakke ouderlijk gezag was neolokaliteit: gehuwden bleven niet bij familie inwonen, maar begonnen direct een eigen huishouden.
Daarnaast betogen ze dat de erfrechtelijke positie van vrouwen in het Noordzee-gebied sterker was dan in bijvoorbeeld Zuid-Europa. Ook dit droeg bij aan een gelijkwaardiger machtsverhouding tussen man en vrouw, en tussen generaties.
De hoge reële lonen van de late middeleeuwen bevorderden de opkomst en snelle expansie van een arbeidsmarkt, waarin loonarbeid steeds belangrijker werd. De Zwarte Dood vormde een katalysator in dit proces: vanaf 1348 werd arbeid snel schaarser en stegen de lonen – voor vrouwen nog sterker dan voor mannen. Het Europees huwelijkspatroon was volgens de auteurs een belangrijke grondslag voor de snelle economische groei van West-Europa in de eeuwen na 1500.
Was de kerkelijke doctrine echt zo invloedrijk in de late middeleeuwen? Was neolokaliteit alleen specifiek voor het Noordzee-gebied, en waarom? Hoe zijn de verschillen in het vermogensoverdrachtssysteem ontstaan? En tenslotte: verklaart dit boek afdoende waarom dit het Europees huwelijkspatroon wel in het Noordzee-gebied, maar elders niet ontstond? Over deze en ander vragen zullen we spreken met beide auteurs.
Tine de Moor (1975) is postdoc onderzoekster bij het Onderzoekscentrum voor Geschiedenis en Cultuur (OGC) van de Universiteit Utrecht.
Jan Luiten van Zanden (1955) is hoogleraar economische en sociale geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). In 2003 ontving hij de NWO-Spinozapremie.
-> Het boek Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in West-Europa verscheen bij uitgeverij Boom.
De Leidse geleerde Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) geldt als een van de grootste Nederlandse islamologen. In 1885 liet hij zich besnijden en bekeerde hij zich zelfs tot de Islam om vervolgens als Abd al-Ghaffar Mekka te kunnen bezoeken. Hij schreef vervolgens een indrukwekkend ooggetuigeverslag (in het Duits), dat nu voor het eerst in het Nederlands is vertaald door Jan Just Witkam: Mekka (Amsterdam, Atlas, 2007). Witkam schreef hierin ook een uitvoerige 'inleiding' (ruim 180 pagina's), die veel nieuwe gegevens, afkomstig uit recente geopende archieven, over Snouck bevat. Het boek is voorzien van vele foto's die Snouck in Mekka maakte. Het is nog steeds een unieke beschrijving van de Mekkaanse maatschappij in al haar facetten: het openbare en huiselijke leven van de inwoners, de werking van de Mekkaanse universiteit en – voor Nederland nog steeds relevant – het leven van de Indonesiërs in Mekka.
Snouck wordt niet alleen bewonderd, hij is ook omstreden. Enkele jaren later stelde hij zich in dienst van het bewind in Nederlands Indië, waar hij adviseerde bij de strijd in Atjeh door generaal Van Heutsz, maar ook een wetenschappelijke studie over de Atjehers schreef. Liet de geleerde zich gebruiken door de politiek? Of gebruikte Snouck overheidsopdrachten om zijn eigen wetenschappelijke studies te kunnen uitvoeren? Was zijn houding ten opzichte van moslims nu emancipatorisch of betuttelend of beide tegelijk? Hoe plaatsen we hem in het door Edward Said gestarte oriëntalismedebat? In Mekka liet hij een slavin achter en in Nederlands Indië vrouw en kinderen om vervolgens in Nederland – hij werd hoogleraar Arabisch in Leiden – opnieuw in het huwelijk te treden.
Snouck Hurgronje was een uiterst boeiende man, dat is zeker, maar wie was deze grote geleerde nu eigenlijk? Welke invloed oefende hij uit op de Nederlandse visie op de islam en op Nederlands grootste kolonie? Een debat over Christiaan Snouck Hurgronje is nu actueler dan ooit.
Karel Steenbrink (1942) is emeritus-hoogleraar interculturele theologie aan de Universiteit Utrecht. Hij doceerde in de jaren tachtig in Jakarta en Yogyakarta onder meer het vak oriëntalisme, waarbij hij westerse Koran-exegese voor islamitische studenten behandelde. Hij publiceerde onder meer De Jezusverzen in de Koran (Zoetemeer, 2006) en De korte hoofdstukken van de Koran (Zoetermeer, 2002). Hij schreef over 'Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) en Atjeh' in Atjeh. De verbeelding van een koloniale oorlog (Amsterdam, 2001) onder redactie van Liesbeth Dolk.
Het Historisch Café van woensdag 11 april wordt mede mogelijk gemaakt door uitgeverij Boom (www.boomsun.nl) en Athenaeum Boekhandel (www.athenaeum.nl).
Athenaeum Boekhandel biedt de mogelijkheid de te bespreken titels aan te schaffen tijdens dit Historisch Café.