Archief - HC 13 september 2006

Beschrijving van het programma

20.00 – Column van Ruud Peters

Prof. Ruud Peters is verbonden aan de Leerstoelgroep Arabische taal en cultuur van de Universiteit van Amsterdam. Hij geeft onderwijs en doet onderzoek op het gebied van de islam en in het bijzonder het islamitische recht.

Boeken van zijn hand zijn onder andere: Jihad in Classical and Modern Islam (2e dr. 2005), Islamic criminal law in Nigeria(2003) en Crime and punishment in Islamic Law (2005). Daarnaast publiceerde hij artikelen o.a. op het gebied van de rechtsgeschiedenis van 19e eeuws Egypte. Hij trad op als getuige-deskundige in verschillende processen tegen van terrorisme verdachte moslims, zoals dat tegen de leden van de Hofstadgroep.

20.15 – Iraanse paradoxen – interview met Shervin Nekuee

Ruim een kwarteeuw na de islamitische revolutie van 1979 werd eindelijk een burger tot president van Iran gekozen, maar de man bleek vervolgens fanatieker en religieuzer te zijn dan de geestelijke die hem vooraf ging. Iran is een land vol paradoxen. Dat ondekte ook de socioloog en publicist Shervin Nekuee. Als negentienjarige ontvluchtte hij Iran, omdat hij niet deel wilde nemen aan de oorlog tegen Iak. Zestien jaar later, in 2003, keerde hij voor het eerst terug naar zijn geboorteland. In de afgelopen jaren reisde hij een aantal keren naar Iran, waar hij met allerlei mensen sprak. Zijn ervaringen schreef hij op in De Perzische paradox. Verhalen uit de islamitische republiek Iran(Amsterdam, Arbeiderspers, 2006). Iran blijkt een land te zijn waar islamitische en westerse elementen op een paradoxale wijze samengaan. Het land waar de hijab (sluier) verplicht is, is ook het land waar meer vrouwen dan elders in het Midden-Oosten deelnemen aan het publieke leven. De paradoxen van het hedendaagse Iran vinden volgens Nekuee hun oorsprong in pre-islamitische oud-Perzische gedachten en gewoontes.

Shervin Nekuee is essayist, publicist en debatprogrammamaker. Tussen 1990-1996 studeerde hij sociologie aan de Universiteit Utrecht. Aan dezelfde universiteit was hij van 1996 t/m 2001 verbonden als wetenschappelijk medewerker van de onderzoeksunit European Research Centre on Migration and Ethnic Relations. Voor Zaal de Unie, het debatpodium van de Rotterdamse Kunststichting, maakt hij tussen 2001-2006 programma’s rondom stedelijk, nationale en internationale trends en vraagstukken. Tevens is hij medeoprichter van het blad EUTOPIA, is een internationaal georiënteerd Nederlandstalig podium voor politiek en cultuur met een zware accent op multiculturele dilemma’s in Europa.

21.00 – Pauze

21.15 – Michiel de Ruyter anno 2007 – debat met Jaap Haag, Ronald Prud'homme van Reine en Cees van Romburgh

cover van ZeeheldenIn 2007 is het 400 jaar gelden dat admiraal Michiel Adriaenszoon de Ruyter geboren werd te Vlissingen. In 2007 kunnen we verwachten: tentoonstellingen, films, boeken, vlootschouwen, postzegels, herdenkingsmunten, ere-medailles, muziekfestivals, T-shirts, koffiemokken en nog veel meer. Nu al is Michiel de Ruyter de bekendste zeeheld in de Nederlandse geschiedenis. Waar heeft hij dit aan te danken? Wat heeft hij voor Nederland betekend? Hoe heeft men door de jaren heen hem gewaardeerd? Wat moeten wij nu van hem denken en vooral: hoe moeten we het 'Michiel de Ruyter jaar' doorbrengen? Na het debat kun u besluiten hoeveel activiteiten u wilt gaan bijwonen en hoeveel T-shirts u wilt kopen.

Jaap Haag studeerde af aan de Universiteit van Amsterdam op het ontstaan van klassenbewustzijn op de Oostelijke Eilanden (Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg) te Amsterdam. Enige jaren later behaalde hij het diploma van de Hogere Archiefschool te Den Haag (1989). Hij was van 1982-2001 werkzaam op het IISG en van 2001 tot heden plaatsvervangend archivaris van het Waterlands Archief te Purmerend. Jaap Haag publiceerde over uiteenlopende onderwerpen (van Michiel de Ruyter tot het stadsrecht van Edam en Monnickendam, en van de voormalige schuilkerk De Hoop te Diemen tot leefstrategiën van arbeiders en het belang van 'oral history'). Daarnaast was hij jarenlang voorzitter van de Historische Kring Diemen en van de Stichting Monument Schuilkerk De Hoop te Diemen 1993–2000.

Ronald Prud'homme van Reine is dé biograaf van Nederlandse zeehelden. Hij studeerde aan de Universiteit van Leiden. Na zijn proefschrift Jan Hendrik van Kinsbergen 1735-1819, admiraal en filantroop (1990), werkte Prud'homme van Reine in het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Terwijl hij tentoonstellingen samenstelde en kleine publicaties schreef, deed hij tegelijk onderzoek naar Michiel de Ruyter. Na zijn veelgeprezen biografie van Michiel de Ruyter, Rechterhand van Nederland (1996), volgden Maerten en Cornelis Tromp, Schittering en schandaal (2000) en Piet Hein, Admiraal Zilvervloot (2003). In 2005 verscheen Zeehelden, met daarin een heuse top 40 van 17e eeuwse zeehelden. Op nummer 1 vinden we daar: Michiel de Ruyter.

Cees van Romburgh studeerde bij de Universiteit Leiden en is maritiem historicus. Hij is sinds 1991 werkzaam bij het Nederlands Scheepvaartmuseum binnen de afdeling collectie-informatie. In 1998 was hij gastconservator bij het Maritiem Museum Rotterdam voor de tentoonstelling 'Ik doop u....scheepsbouw in Nederland'. Hij publiceerde diverse artikelen op maritiem gebied. In het Scheepvaartmuseum is tot januari 2007 de tentoonstelling "Michiel de Ruyter is terug!"te zien, vooruitlopend op het Michiel de Ruyter jaar. Zie hieronder voor informatie.

22.00 – Nabomen in P96

De Ruyter in het Scheepvaartmuseum

poster De Ruyter scheepvaartmuseumHet Scheepvaartmuseum in Amsterdam heeft een prachtige collectie over de geschiedenis van de Nederlandse scheepvaart. Naast de vaste presentatie is nu in de tijdelijke expositie "Michiel de Ruter is terug" te zien t/m 7 januari 2007. De expositie geeft een beeld van zijn succesvolle loopbaan en de verschillende zeeslagen die hij heeft geleid.

Iedereen die Michiel heet of De Ruiter/Ruyter als achternaam draagt, krijgt gratis toegang tot de tentoonstelling!

Neem wel een identiteitsbewijs mee.




Uitgeverij De Arbeiderspers

De Amsterdamse uitgeverij De Arbeiderspers bestaat al sinds begin vorige eeuw en is voortgekomen uit de arbeidersbeweging. In de loop van de tijd heeft De Arbeiderspers zich ontwikkeld tot een toonaangevende literaire uitgeverij van Nederlandstalige en vertaalde fictie en non-fictie.

De boeken van Shervin Nekuee en van Prud'homme van Reine zijn uitgegeven bij De Arbeiderspers.

Het Zeeuws Tijdschrift

logo Zeeuws Tijdschrift Het Zeeuws Tijdschrift geeft al 55 jaar scherpzinnig commentaar op de economische, culturele en sociale ontwikkelingen in Zeeland.

Meer weten over het Zeeuws Tijdschrift? Bekijk hun uitgebreide website.




Naar de archiefindex Naar boven

De islam als probleem

Vanochtend hoorde ik op het nieuws dat minister Donner weer eens onder vuur lag. Hij had namelijk gezegd dat als tweederde van de Nederlandse kiezers de sharia in wilden voeren, dat dan maar moest gebeuren. Onmiddellijk kwam er een Pavlov-reactie uit de politiek. Het woord sharia (net zoals jihad en martelaar) werkt als een rode lap op een stier. Wilders, tja, dat was te verwachten. Maar ook de PvdA, bij monde van Jeroen Dijsselbloem, toonde zich ontstemd: de minister zou zich als hoeder van de grondrechten duidelijk moeten uitspreken tegen de sharia. Toepassing van de sharia wordt kennelijk automatisch gezien als strijdig met de democratie en grondrechten. Maar het debat over toepassing van de sharia in Nederland is een non-discussie. Invoering van de sharia zegt op zichzelf niet zoveel. Wat wordt er bedoeld: de sharia zoals in Saoedi-Arabië (d.w.z. inclusief het sharia-strafrecht), of de sharia zoals in Tunesië, waar een progressieve interpretatie van het sharia-familierecht wordt toegepast? Of gaat het om de sharia zoals je die in de klassieke boeken van de godsdienstgeleerden vindt? Dan is het helemaal onduidelijk, want die boeken zijn geen wetboeken maar het verslag van een wetenschappelijk debat tussen geleerden waarin een grote verscheidenheid van meningen naast elkaar wordt gezet.

Wat is dat toch met die sharia? Zijn hier soms islamitische partijen actief die een kalifaat willen stichten in Nederland en Amsterdam willen transformeren tot een Mekka aan de Amstel? Een Taliban-regime willen vestigen? Sharia-strafrecht willen invoeren in Slotervaart? Onzin natuurlijk. Ook het bestaan van zogenaamde parallelle maatschappijen in ghetto's waar islamitische migranten in afzondering zouden leven, hun vrouwen zouden onderdrukken en de sharia zouden toepassen is nooit aangetoond en berust op broodje-aapverhalen. Zoals vroeger iedereen wel een buurman had, wiens zwager een goede vriend had die uit eigen waarneming kon vertellen hoe het bloed over zijn balkonnetje spatte toen de islamitische bovenbuurman daar zijn schaap slachtte.

De discussie over sharia in Nederland heeft geen enkel praktisch belang. De ophef die erom ontstaan is, is een storm in een glas water. Moslims vormen hooguit zo'n 6% van de Nederlandse bevolking en onder hen zijn er maar weinig die de sharia hier willen invoeren. Abou Jahjah van de AEL heeft wel eens gezegd dat door de sharia geïnspireerde wetgeving – hij dacht onder meer aan beperking van alcoholverkoop – op democratische wijze ingevoerd zou moeten kunnen worden. Maxime Verhagen – vreemd genoeg de partijgenoot van Donner – vond toen meteen dat de AEL maar verboden zou moeten worden.

Die ophef over de sharia is wel tekenend voor de manier waarop we tegen de islam aankijken. Neem het integratiedebat. Migratie brengt problemen met zich mee, op allerlei terrein. Maar de laatste jaren is er de neiging om die problemen vooral uit culturele verschillen te verklaren. Op de achtergrond hoor je dan de rommelende echo's van the clash of civilizations van Samuel Huntington. Het integratiedebat is steeds meer een islamdebat geworden. Frits Bolkestein was in 1991 een van de eersten die in die context de islam als een probleem aanwees. Hij nam stelling tegen de multiculturele samenleving omdat de aanwezigheid van grote groepen moslims een gevaar zou vormen voor de liberale democratische vrijheden. De islam, zo stelde hij, erkent geen scheiding van kerk en staat, en dus geen democratie, en onderschrijft evenmin het gelijkheidsprincipe. Hier moesten we pal staan, want, zo zei hij parmantig, over die principes valt niet te marchanderen. In een geruchtmakend NRC-artikel uit 2000 zette Paul Scheffer de discussie voort maar vanuit een wat andere invalshoek: hij constateerde dat er een sociaal-economische onderklasse van migranten aan het ontstaan was, die steeds meer geïsoleerd raakte van de rest van de samenleving omdat de kloof verdiept werd door culturele verschillen. Daarbij dacht hij voornamelijk aan de islam en kwam weer met het gebruikelijke riedeltje: scheiding van kerk en staat, vrijheidsrechten en nu ook eerwraak. De jongste loot van deze ideologische stam vinden we nu terug in het huidige partijprogram van de PvdA:

Net als iedere inwoner van ons land moeten nieuwkomers zich vertrouwd maken met de normen die in de wetten zijn vastgelegd. Daarbij behoren ook de beginselen van de scheiding van kerk en staat en van gelijkwaardigheid van man en vrouw en de gelijkwaardigheid van heteroseksuelen en homoseksuelen.

Welke nieuwkomers worden hier toegesproken? Drie keer raden.

Volgens veel Nederlanders is de Nederlandse cultuur gewoon af. We hebben onze democratie en onze grondrechten bevochten, onze vrouwen zijn geëmancipeerd en onze homo's uit de kast gekomen. Wat willen we nog meer? Maar plotseling merken we dat er nu nieuwkomers zijn die over sommige zaken anders denken. Daar was niet op gerekend: we dachten toch dat we klaar waren? Stel je voor dat we de Gay Parade en het naakt zonnebaden zouden moeten opgeven of zelfs maar ter discussie zouden moeten stellen. Wie zijn die stoorzenders? De moslimmigranten natuurlijk. En daarbij wordt niet de rurale patriarchale cultuur uit het land van herkomst als de oorzaak van het cultuurconflict aangewezen, maar de islam. De islam, zo wordt gesteld, bedreigt onze vrijheden. Het is opvallend dat de islam dan vooral als bedreiging van de meest recente verworvenheden gezien wordt: secularisering, gelijkheid tussen mannen en vrouwen en acceptatie van openlijke homoseksualiteit. Misschien wordt tegenover moslims wel zo op deze punten getamboereerd om te verhullen dat het onder de oude Nederlanders ook niet allemaal zo piekfijn in orde is. Het is opvallend hoeveel conservatieve oudere witte mannen plotseling naast Hirsi Ali op de barricades sprongen om de rechten van de onderdrukte islamitische vrouwen te verdedigen. Dat was lekker makkelijk, want ze hoefden ze dan geen hand in eigen boezem te steken – iedereen weet dat die vrouwen onderdrukt werden, niet door Nederlandse, maar door islamitische mannen en door de islam.

De islamitische wereld en de gemeenschappen van islamitische migranten kennen veel problemen. Maar is het zinvol om ernaar te kijken door het prisma van de religie? Ik denk het niet. Menselijk handelen en maatschappelijke processen zijn het resultaat van allerlei factoren. Godsdienst is daar maar een van. Alleen naar de godsdienst kijken levert dus een vertekend beeld op en dat helpt niet om de problemen te analyseren, laat staan op te lossen. Het is een open deur, maar als we over de islam praten, moet die deur steeds weer opengetrapt worden.

Maar daar komt nog iets bij: als iemand zegt "het Christendom leert" dan is de reactie toch snel: over welke vorm van christendom hebben we het? We kennen de kerken van nabij en zijn vertrouwd met de verschillen en de theologische diversiteit. Maar naar de islam kijken we alleen van een flinke afstand. Daardoor ontgaan ons allerlei nuances en is volgens velen de islam een massief homogeen blok dat het leven en het gedrag van moslims regeert. We zien dan de absurditeit niet van uitspraken als "de islam zegt" of "de islam erkent niet". En daarom wordt niet onmiddellijk de vraag gesteld: over welke islam en welke moslims hebben we het eigenlijk? Daar zijn nogal veel soorten en maten in. Een van de meest recente ontwikkelingen is de opkomst van groeperingen die gebaseerd zijn op democratisch islamisme. Een nieuwe vorm van de Islam als probleem. Maar hun slagzin is: de islam is de oplossing!

Ruud Peters, 13 sept 2006

Naar de archiefindex Naar boven

Verslag

Column: Ruud Peters

Nederland raakt maar niet uitgesproken over de islam. Iedereen lijkt er plotseling een mening over te hebben. Ook het Historisch Café deed een duit in het zakje, maar dan met echte deskundigen.

De ophef rond de uitspraak van Piet Hein Donner, waarin hij stelde dat de shari’a ingevoerd moet kunnen worden zodra een meerderheid van de Nederlanders hiervoor is, is tekenend voor het migratiedebat dat al enige tijd woedt in Nederland, aldus Ruud Peters, arabist aan de UvA. Het migratiedebat is verworden tot een islamdebat. Frits Bolkestein was de eerste in een reeks die stelde dat de islam niet verenigbaar is met democratie, omdat deze geen scheiding tussen kerk en staat zou erkennen. Het huidige verkiezingsprogramma van de PvdA weerspiegelt een zelfde opvatting: nieuwkomers dienen het principe van gelijkheid te accepteren. Het is niet moeilijk te raden op welke soort nieuwkomers er hier gedoeld wordt. Maar om welke islam gaat het hier nu eigenlijk? ‘De islam’ is helemaal geen homogeen, massief blok, zoals lijkt te worden aangenomen. En wat wordt er bedoeld met shari’a? Het begrip alleen zegt namelijk niks. Bovendien staart men zich blind op religie, als zou deze de bepalende factor zijn in het menselijke handelen. Religie is slechts een van vele factoren. Dit is weliswaar een open deur, maar wel eentje die steeds opnieuw dient te worden ingetrapt.

Interview: Shevin Nekuee

Shervin Nekuee, de tweede spreker van de avond, verliet in 1987 Iran, omdat hij niet mee wilde strijden in de oorlog tegen Irak. In 2003 keerde hij voor het eerst terug. Onlangs verscheen van zijn hand het boek De Perzische paradox, over Iran na 25 jaar van islamitisch bewind. Het gesprek dat Jan Dirk Snel met Nekuee voerde, concentreerde zich vooral op de islamitische revolutie van 1978-79 en op de vraag hoe deze zo velen had kunnen mobiliseren.

Nekuee was destijds sterk onder de indruk van de Iraanse revolutie. Tegelijkertijd was hij te jong en stond hij te zeer aan de zijlijn om deze te kunnen doorgronden. Een studie sociologie leerde hem vervolgens vooral dat de werkelijkheid, en dus ook een revolutie, te diffuus is om in modellen te vatten. Een reeks van bezoeken aan zijn land van herkomst hielpen hem enig inzicht te krijgen in de mechanismen die aan de revolutie ten grondslag lagen. Voor Nekuee was het bijvoorbeeld lang moeilijk te begrijpen waarom zoveel jonge, goed opgeleide en getalenteerde mensen zich destijds achter de islamistische ideologie schaarden. Intussen ziet hij als één van de oorzaken de ‘relatieve deprivatie’: onder de Sjah genoten steeds meer mensen, met name uit de middenklasse, onderwijs. Tegelijkertijd beschouwde het westers georiënteerde regime van de Sjah hun leefwereld als achterlijk en waardeloos. Zo ontstond er een potentieel van gemotiveerde, een tikkeltje fanatieke studenten met hoge verwachtingen, die geen ruimte kregen om deze waar te maken: een explosief mengsel. De shari’a stond voor hen gelijk aan rechtvaardigheid, waaraan het naar hun mening ontbrak. Het islamisme is te vergelijken met andere ideologieën, de bereidheid om martelaar te worden met de keuzes van anderen om zich geheel achter een ideologie te scharen. Voor jongeren in Iran was de revolutie een kans te ontsnappen aan de school en het gezin. Zij grepen de mogelijkheid aan om status en vrijheid te verwerven door een collectief van gelijkgezinden bij te treden. Nekuee ziet dit als een modern proces: zij die de revolutie en de oorlog overleefden, accepteerden de traditionele samenleving niet langer. Veel van de vroegere strijders zijn de hervormers van nu.

In zijn boek gaat Nekuee in op de vraag in hoeverre de revolutie een product was van de Iraanse mentaliteit (niet te verwarren met volksaard). Helaas was er tijdens het gesprek te weinig tijd om deze vraag uitgebreid te beantwoorden, maar Nekuee lichtte wel een tipje op van de hijab: de radicale verandering van zachtmoedig volk naar hysterische massa vindt haar wortels in het verlangen naar metamorfose, naar het aannemen van een andere gedaante, zoals dit in de shi’itische islam voorkomt. Wie deze stelling verder uitgewerkt wil zien, leze De Perzische paradox.

Liesbeth van de Grift

Debat: Michiel de Ruyter - een held voor iedereen

Het was 1956. De familie Haag vierde vakantie in Zeeland. In Vlissingen, aan de boulevard met het uitzicht over zee, ontdekte de jonge Jaap het standbeeld van Michiel de Ruyter. Zijn vader gaf hem een postzegel van de zeeheld. En eenmaal thuisgekomen kreeg Jaap een platenboek over Michiel de Ruyter.

In het Amsterdamse Historisch Café vertelde Jaap Haag op woensdag 13 september over dat boek: “Het was een heel, mooi groot boek, met prachtige reproducties van zeehelden en zeeslagen. Het maakte diepe indruk op me. Pas veel later begreep ik dat dat boek in de oorlogsjaren was uitgegeven. En daar hangt een fout tintje aan. Maar ik vertel daar meteen een ander verhaal bij. Ik kom uit een goedburgerlijk nest, vervuld met nationale gevoelens. De broer van mijn moeder zat in 1942 ondergedoken bij mijn ouders en als dank voor die onderduik had hij dat boek aan mijn ouders cadeau gedaan. Deze oom Adriaan heb ik nooit gekend, want hij is later door de Duitsers opgepakt bij zijn verzetsactiviteiten en in Buchenwald omgekomen. Dus dat ‘foute boek’ werd door mijn ouders toch gekoesterd en het laat ook zien dat mijn oom het kennelijk geen bezwaar vond om dat cadeau te doen. Want dat veld van wit, zwart of grijs, tussen goed en fout, is heel lastig te bekijken.”

Volgend jaar is het vierhonderd jaar geleden dat Michiel Adriaanszoon de Ruyter in Vlissingen werd geboren. In 2007 kunnen we dus een veelvoud aan tentoonstellingen, films, boeken, vlootschouwen, postzegels, herdenkingsmunten, t-shirts, koffiemokken en nog veel meer verwachten. Het Historisch Café, dat elke tweede woensdag van de maand gehouden wordt in café P96 aan de Amsterdamse Prinsengracht, besloot om niet te wachten tot iedereen zijn zegje al gedaan heeft en nu alvast met drie deskundigen op het komende herdenkingsjaar vooruit te kijken. Naast Jaap Haag, plaatsvervangend archivaris van het Waterlands Archief in Purmerend, namen nog twee kenners deel aan het debat. Ronald Prud’homme van Reine kon natuurlijk niet ontbreken, want hij heeft naam gemaakt als de biograaf van Nederlandse zeehelden. Vanuit het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, waar nu al een tentoonstelling over De Ruyter te zien is, nam Cees van Romburgh deel aan het geanimeerde gesprek.

Michiel de Ruyter is van alle Nederlandse zeehelden verreweg de grootste en de beroemdste, daar waren de drie historici het wel over eens. Ronald Prud’homme van Reine had geen moment geaarzeld om de Zeeuw op de eerste plaats te zetten van de top veertig die hij in zijn vorig jaar verschenen boek Zeehelden biedt.

Michiel de Ruyter was in zijn eigen tijd al beroemd, vergelijkbaar met een hedendaags popidool of sportheld. Dat blijkt uit de vele gedichten – ook van Vondel en Huygens -, pamfletten, portretten en penningen, die destijds in omloop waren. Slecht was het voor zijn roem overigens niet dat De Ruyter in 1676 in de strijd stierf, bij de zeeslag bij Etna. Nu kreeg hij tenminste een prachtig grafmonument in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Anders zou het bij een eenvoudige grafzerk gebleven zijn, merkte Prud’homme van Reine op: “Dat zou heel triest zijn geweest”. Hij verwees daarbij naar De Ruyters opvolger, Cornelis Tromp, die gewoon thuis stierf, en daarom in het graf van zijn vader Maarten werd bijgezet.

Maar of De Ruyter er bewust op uit was om te sneuvelen? Dat wilde er bij Cees van Romburgh niet in. Prud’homme van Reine benadrukte dat met het kleine eskader naar de Middellandse zee ook een mindere god mee had kunnen gaan. Maar het was de eigen beslissing van De Ruyter om zo lang door te gaan. Hij was bijna zeventig toen hij omkwam. “Johan de Witt zou hem gespaard hebben.”

De naam van de in 1672, het rampjaar, gelynchte raadspensionaris geeft al aan dat Michiel de Ruyter zijn roem vestigde in het zogenaamde Eerste Stadhouderloze Tijdperk. Vormt de afwezigheid van een Oranje-stadhouder een verklaring voor zijn roem? Niet helemaal, betoogde Prud’homme van Reine. Piet Hein leefde ten tijde van een stadhouder en die kreeg ook een enorm praalgraf. En ook Jacob van Heemskerk werd begin zeventiende eeuw al groot geëerd. Maar het valt wel op dat er in de stadhouderloze jaren ineens zoveel zeehelden verschenen.

Het hoogtepunt van De Ruyters roem kwam tijdens de Tweede Engelse Zeeoorlog, met de Vierdaagse Zeeslag in 1666 en het kapotvaren van de ketting over de Medway in 1667, bekend als de tocht naar Chatham. De forumleden merkten overigens op dat De Ruyter zich tijdens de zeeslag langdurig aan de strijd onttrok om een mast te repareren en dat hij bij het opvaren van de Theems ziek in de kajuit lag en pas op het eind van de eerste dag zelf weer aanwezig was. Maar De Ruyter werd geëerd als “redder des vaderlands”.

Maar de roem kon ook snel in het tegendeel omslaan. Prud’homme van Reine memoreerde hoe in het najaar van 1666 na een weinig succesvolle tweedaagse zeeslag een oproer bij het huis van De Ruyter ontstond, waarbij mensen probeerden om de boel kort en klein te slaan. Zes jaar later gebeurde weer zoiets. “Dus bijna het lot van Dick Advocaat”, kopte Jaap Haag in.

In de negentiende eeuw kreeg De Ruyers roem een geheel nieuwe lading. Jaap Haag: “Het was de grote tijd van romantiek en nationalisme.” Cees van Romburgh zag de oorsprong van de nieuwe verering vooral in de Belgische opstand met de heldendaad van Van Speyk. In de jaren na 1870 ontstonden de eerste zeeheldenkwartieren. Prud’homme van Reine zag de behoefte aan nieuwe helden al opkomen na 1815, met de vestiging van de monarchie. Het standbeeld van De Ruyter in Vlissingen werd al in 1841 geplaatst en dat was vroeg. Ook in de twintigste eeuw houdt zijn roem aan. Bij de herdenking van een eeuw geleden, in 1907, was Michiel de Ruyter de eerste die buiten leden van het Koninklijk Huis op een postzegel verscheen.

De populariteit hield aan tot de antimilitaristische en anti-autoritaire jaren zestig, toen er ineens kritiek kwam op de heldenverering. Zelfs premier Den Uyl distantieerde zich in 1976 van de herdenking van De Ruyters driehonderdste sterfdag. Voor de vele doden die er bij de zeventiende-eeuwse zeeslagen vielen, was inderdaad altijd weinig oog geweest. Wat gebeurde er eigenlijk als tachtig schepen tegen tachtig andere schepen vochten? Cees van Romburgh: “Chaos, totale chaos.” Er vielen duizenden doden en gewonden; zo’n tien procent van de manschappen was dood of zwaar gewond.

Werd de verering van De Ruyter in de jaren zeventig afgedaan als nationalistisch, nu staat op het affiche van het Scheepvaartmuseum: ‘Michiel de Ruyter is terug’. Vanuit het volgepakte café tekent iemand protest aan tegen deze poster waarop Michiel de Ruyter prijkt tegen een achtergrond met veel oranje en een wapperende rood-witte-blauwe vlag. Keert het nationalisme onbeschaamd terug? Cees van Romburgh verdedigt zijn museum: “Ik ga natuurlijk niet de ontwerpers afvallen. Met ‘terug’ bedoelen we dat de belangstelling terug is. We mogen toch zo’n feestelijke overwinning als van de vierdaagse zeeslag toch wel feestelijk vieren? Nou ja, wat heet feestelijk.” Jaap Haag: “Nationalisme kan toch ook met een knipoog? Het hoeft niet zo zwaarwichtig.”

Ronald Prud’homme van Reine is niet gelukkig met de plannen voor volgend jaar. Hij had een grote nationale tentoonstelling gewild. “Dit was het moment geweest om de Ruyter van alle kanten te belichten. Het materiaal uit de zeventiende eeuw is uniek. We hadden de beste kunstschilders, geweldige dichters. Je zou daar een prachtige tentoonstelling van kunnen maken. Bij het Rijksmuseum, het Scheepvaartmuseum en in Zeeland is heel mooi materiaal. Maar de musea willen niet samenwerken. Het Scheepvaartmuseum heeft nu wel snel een tentoonstelling opgezet met allemaal spullen die toch normaal al te zien zijn. Het zou heel leuk geweest zijn als er ook spullen uit het depot waren gehaald en uit het buitenland. In Engeland zijn veel schilderijen van Van de Veldes. Er is veel in particuliere collecties, dat we nooit te zien krijgen. De musea hadden de handen in elkaar moeten slaan. Dat hebben ze niet gedaan. Heel jammer.”

Van Romburgh brengt daar tegenin, dat het Scheepvaartmuseum nu nog snel iets georganiseerd heeft, omdat het gebouw volgend jaar dicht gaat – en dat er wel degelijk iets bij het Rijksmuseum geleend is. “Ja, één sabel”, antwoordt Prud’homme van Reine.

Wat was nu eigenlijk het bijzondere van De Ruyter? Jaap Haag: “Het was een mens met grote kwaliteiten. Hij was waarschijnlijk een prettiger mens dan Rembrandt.” Als opperbevelhebber, zo zijn alle sprekers het eens, was hij een goede manager. Hij liet de manschappen goed oefenen, was de eerste die spiegelgevechten organiseerde. Hij sprak alles uitgebreid voor in de krijgsraad en hij kon de macht uitstekend delegeren. Hij was in tegenstelling tot iemand als Witte de With geen onbehouwen vechtjas. Uit vijf admiraliteiten wist hij een eenheid te smeden. De helft van de manschappen bestond uit buitenlanders, die een andere taal spraken. Maar door zijn prudente houding wist hij deze mensen en de grote ego’s van de officieren in het gareel te dwingen. Daarnaast was hij een groot strateeg.

Hoe kan ik me als nieuwe Nederlander met De Ruyter identificeren?, luidt een vraag vanuit het publiek. Jaap Haag: “Hij hoort bij Nederland, het land dat we met zijn allen vormen, het amalgaam van nieuwe en oude Nederlanders, dat in de loop der tijden de onafhankelijkheid van dit stukje land bevochten heeft, tot in de Tweede Wereldoorlog. Dat geldt ook voor verzetshelden. Ik denk dat het van belang is om ons met deze mensen op de een of andere wijze te verstaan, zonder in idiote heldenverering te vervallen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Anton de Kom, een Surinaamse voorman. Het zijn voor mij dezelfde helden, die in dezelfde traditie staan: ze hebben ergens voor gevochten.”

“Wat De Ruyter interessant maakt, is dat voor hem ook alle mensen gelijk waren. Hij sloot al op jonge leeftijd vriendschap met een Afrikaanse jongen, die in Vlissingen was beland. Op een expeditie in 1664 kwam hij die nog eens weer tegen in Ghana. In zijn koopvaardijperiode onderhield hij uitvoerige contacten met Marokko. Hij was een kosmopolitische figuur.”

Jaap Haag heeft al van zijn oom geleerd dat niemand De Ruyter eenzijdig voor zich kan claimen: “De Ruyter is een held voor iedereen.”

Nicolette van der Meer en Jan Dirk Snel

Naar de archiefindex Naar boven

Foto´s

U vindt hier een foto-impressie van het Historisch Café van 13 september 2006. Klik op de foto´s om een grotere versie te bekijken.

Historisch Café 13-09-2006 - foto 1 Historisch Café 13-09-2006 - foto 2 Historisch Café 13-09-2006 - foto 3 Historisch Café 13-09-2006 - foto 4
Historisch Café 13-09-2006 - foto 5 Historisch Café 13-09-2006 - foto 6 Historisch Café 13-09-2006 - foto 7 Historisch Café 13-09-2006 - foto 8
Historisch Café 13-09-2006 - foto 9 Historisch Café 13-09-2006 - foto 10 Historisch Café 13-09-2006 - foto 11
Naar de archiefindex Naar boven

Karikatuur

Historisch Café 13-09-2006 - karikatuur door Gijs Sevenhuijsen

Naar de archiefindex Naar boven