Archief - HC woensdag 13 juni 2007

Beschrijving van het programma

20.00 – Waarom moeten wij dit weten? – Column door Rob Hartmans

Waarom schrijft iemand een boek over een onbekend persoon, die nooit een belangrijke functie heeft bekleed en op geen enkel terrein uitzonderlijke prestaties heeft geleverd? En met welke problemen krijg je te maken wanneer de persoon in kwestie nog leeft en je als auteur dus niet volledig vrij bent in wat je schrijft? Wanneer je het zo bekijkt, lijkt een dergelijke onderneming nauwelijks een interessant boek te kunnen opleveren. Desalniettemin wil Rob Hartmans duidelijk maken welk plezier hij heeft beleefd aan het schrijven van een boek over een vrouw die inderdaad niet bekend is, maar die tijdens de 92 jaren van haar leven bij tal van belangrijke gebeurtenissen steeds met haar neus vooraan heeft gestaan, tal van interessante mensen heeft gekend, en zich heeft ingezet voor een zaak die tegenwoordig vergeten lijkt (het anticommunisme), maar die het waard is herinnerd te worden.

Rob Hartmans is historicus en journalist en schrijft regelmatig in De Groene Amsterdammer en Historisch Nieuwsblad. Zijn boek Alleen in de wind. Een leven in de twintigste eeuw verschijnt begin juni bij Ambo. Van hem verschenen eerder: Vaarwel dan! Essays over intellectuelen en hun illusies en De Groene van 1877. Geschiedenis van een dwars weekblad.

20.15 – De Slag om Amsterdam - ronde I

In deze Moeder Van Alle Historische Quizzen, de glorieuze afsluiter van het alweer het vierde seizoen van het Historisch Café, zal een team van UvA-geschiedenisdocenten dit jaar opnieuw de strijd aangaan met de VU-collega's. In 2004 en 2005 won de VU overtuigend, maar in 2006 ging de zege naar het UvA-team. Zal de UvA er nu in slagen om op gelijke hoogte te komen, of deelt de VU dit jaar de genadeslag uit aan de UvA? Het belooft een kwestie van de dood of de gladiolen te worden.

Het UvA-team bestaat uit:

Mario Damen, als post-doc onderzoeker verbonden aan de Universiteit Leiden. Tevens is hij docent bij de leerstoelgroep Middeleeuwse Geschiedenis aan de UvA. Hij promoveerde in 2000 aan de VU op De staat van dienst. De gewestelijke ambtenaren van Holland en Zeeland in de Bourgondische periode (1425-1482) (Hilversum, 2000). Momenteel onderzoekt hij in het kader van het door NWO gefinancierde project Burgundian nobility. Princely Politics and Noble Families, c. 1430-c. 1530 elites en adel in Brabant gedurende de late Middeleeuwen.

René van Royen, universitair docent aan de leerstoelgroep Oude Geschiedenis van de UvA. In 1997 publiceerde hij het zeer succesvolle Asterix en de waarheid, dat in 1999 in Duitsland een prijs voor het meest 'onderhoudende' geschiedenisboek ontving.

Jeroen van Zanten, universitair docent aan de leerstoelgroep Nederlandse Geschiedenis van de UvA. In 2004 promoveerde hij op een proefschrift over het Nederlandse politieke bestel onder Koning Willem I. Momenteel is hij bezig met een biografie van Koning Willem II.

Het VU-team bestaat uit:

Koen Goudriaan, hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis. Hij is sinds 1981 als universitair docent aan de VU verbonden, eerst binnen het vakgebied Oude Geschiedenis en vanaf 1986 bij Middeleeuwse Geschiedenis. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van cultuur en religie van de Nederlanden in de Late Middeleeuwen, in het bijzonder van het graafschap Holland. Hierbij houdt hij zich in het bijzonder bezig met de Moderne Devotie.

Hans de Waardt, sinds 2001 als universitair docent Nieuwe Geschiedenis aan de opleiding geschiedenis verbonden. Hij studeerde overigens geschiedenis aan de UvA. Zijn specialismen zijn het geloof in hekserij, toverij, demonische bezetenheid en magie; medische geschiedenis; universiteitsgeschiedenis en humanisme, spiritualisme en religieuze tolerantie in de 16e en de 17e eeuw.

Frans Huijzendveld, sinds 1992 als docent Niet-Westerse Geschiedenis aan de VU verbonden. Hij is gespecialiseerd in de agrarische geschiedenis van Oost-Afrika.

21.00 uur – Pauze

21.15 uur – De Slag om Amsterdam - ronde II

22.00 – Nabomen in café P96

Met dank aan

Het Historisch Café van woensdag 13 juni wordt mede mogelijk gemaakt door Athenaeum Boekhandel (www.athenaeum.nl).

Naar de archiefindex Naar boven

Waarom moeten wij dit weten?

'Kun jij geen Geert Mak-achtig boek voor ons schrijven?' Hoe vaak uitgevers me de afgelopen jaren deze vraag hebben gesteld, weet ik niet meer. Wél dat het me moeite kostte me hier iets bij voor te stellen. Een Geert Mak-achtig boek, wat is dat in godsnaam? Ook die uitgevers bleven dan het antwoord meestal schuldig. Ze mompelden iets van 'historisch verhaal' en 'voor een breed publiek', maar dachten volgens mij vooral aan six digit oplagecijfers. Het Geert Mak-achtige boek is een fenomenaal succes. En je hebt tegenwoordig ook verschillende subdivisies, zoals het Frank Westerman-achtige boek, het Annejet van der Zijl-achtige boek, en het Judith Koelemeijer-achtige boek, die allemaal net even een ander accent hebben, maar overduidelijk zijn geschreven voor 'een breed publiek', dat ze gezien hun enorme oplagecijfers ook bereiken.

Het Geert Mak-achtige boek – historici mogen er graag op afgeven. Willem Melching verweet onlangs Geert Mak een soort Anton Pieck-geschiedschrijving te bedrijven, wat onzin is, want zo gezellig en knus is het in de boeken van Mak helemaal niet, en zo idealiserend schrijft hij niet over het verleden. Ook een veel over geschiedenis schrijvende journalist als Jan Blokker mocht er graag over mopperen, totdat Het vooroudergevoel ook bij hem de kassa deed rinkelen.

Boeken over historische onderwerpen die zo zijn geschreven dat ze voor een groot publiek toegankelijk zijn, voorzien duidelijk in een behoefte. En dat is natuurlijk helemaal niet vreemd. In september 2004 sprak ik een jongen – pardon, man – die zo'n zes of zeven jaar jonger is dan ik. Dat leeftijdsverschil lijkt niet zo veel, maar omdat we op verschillende scholen zaten, is het werkelijk een schier onoverbrugbare kloof. Ik zat op de School met den Bijbel, waar door de hoge ramen de jaren zestig slechts mondjesmaat naar binnen schenen en wij nog werden doordrenkt met het glorieuze verleden van Willem van Oranje, de Watergeuzen, Michiel de Ruyter et tutti quanti. Hij daarentegen zat begin jaren zeventig op de school waar zijn vader directeur was. Die vader was een van de meest vooruitstrevende onderwijsvernieuwers van Nederland, wat niet alleen bleek uit het feit het schoolhoofd zomer en winter op blote voeten liep en dat er in de klaslokalen geen klokken hingen – men wilde de nog onbedorven kinderziel immers niet in het verstikkende keurslijf van de kapitalistische arbeidsdiscipline persen – maar ook dat het abjecte, nationalistische en imperialistische vak geschiedenis nagenoeg was afgeschaft.

Wat toen nog pioniersarbeid was – het uitwissen van het collectieve geheugen – werd al spoedig overheidsbeleid. Mijn voormalige dorpsgenoot vertelde me dan ook hij een flink deel van de zomer had besteed aan het lezen van Geert Maks kort daarvoor verschenen In Europa. En hij was bepaald niet alleen, zo vertelde hij, want overal op de camping in Frankrijk zag je, voor de onvermijdelijke De Waardtenten, dertigers en beginnende veertigers dat immens dikke, blauwgroene boek lezen.

Aan boeken waarmee een breed publiek zich in historisch opzicht kan bijscholen, is dus zonder meer behoefte. Maar hoe pak je zoiets aan? De meest voor de hand liggende, de meest haalbare methode, is het kiezen van heel beperkt onderwerp – één persoon, één dorp, één bepaalde gebeurtenis – om van daaruit uitstapjes te maken naar de grote wereld eromheen. Dat is nog te overzien en dat is nog binnen beperkt tijdsbestek te doen. Geert Mak kon In Europa, dat in feite een collage is van een enorme reeks van die kleine onderwerpjes, pas schrijven toen hij succesvolle boeken had geschreven over zijn eigen familie en een klein Fries dorpje.

Omdat lezers graag lezen over andere personen, met wie ze zich kunnen identificeren of over wie ze zich kunnen verbazen, is een levensbeschrijving een zeer geëigend genre om een wat breder verhaal te vertellen, op voorwaarde dat de auteur zich niet beperkt tot de belevenissen van de hoofdpersoon, maar die juist gebruikt om de context te schilderen: de milieus waarin zo iemand verkeerde, eventuele politieke of culturele bewegingen waar iemand bij betrokken was, ingrijpende gebeurtenissen als crisis, oorlog, vervolging, het veranderen van zeden en maatschappelijke verhoudingen, en ga zo maar door.

Uiteraard kun hiervoor een bekende figuur nemen, maar dan ga je automatisch een 'echte' biografie schrijven, dan komt alle nadruk juist weer op het particuliere te liggen. En omdat zo'n figuur per definitie veel heeft meegemaakt dat het vermelden waard is, schiet de context er vaak bij in. Bovendien moet de lezer zich maar net voor die ene figuur interesseren.

Daarom is een levensbeschrijving van een tamelijk onbekend iemand vaak beter geschikt om een bepaalde tijd te schetsen. De 'held' of 'heldin' – beiden tussen aanhalingstekens – treden als het goed is minder op de voorgrond, zijn meer inwisselbaar met andere 'gewone' – ook tussen aanhalingstekens – mensen. Bovendien, biografieën van bekende mensen zijn vaak success stories, de personen in kwestie zijn meestal knapper, begaafder, bijzonderder, en in ieder geval succesvoller dan de gemiddelde lezer. Zoiets wekt bewondering, maar kan ook afstand creëren. Dit geldt echter niet voor biografieën waarin de auteur duidelijk uit is op debunking van de hoofdpersoon. Wanneer iemand kleiner blijkt dan de meeste tijdgenoten dachten, kan dat bij de lezer af en toe een prettig gevoel oproepen ('Kijk eens aan, eigenlijk was dat ook maar een sukkel'). Maar na een paar honderd bladzijden begint dat niet zelden te irriteren, dan denk je: als het allemaal zo weinig voorstelt, waarom zit ik dit allemaal tot mij te nemen?

Dit gevaar loopt de auteur van een levensbeschrijving van een tamelijk onbekend figuur ook. Toen ik het afgelopen jaar, op de vraag waar ik mee bezig was, iets vertelde over het boek dat vandaag is verschenen, hoorde ik niet zelden de vraag: moeten we dat allemaal weten? En dan gaat mijn boek niet bepaald over een vrijgezelle kleuterjuf die veertig jaar in hetzelfde Drentse dorpje voor de klas heeft gestaan, en die verder alleen penningmeester van de lokale Oranjevereniging is geweest. De hoofdpersoon van mijn boek had een iets turbulenter leven.

Elisabeth Spanjer werd in 1915 geboren als kind van anarchistische ouders, voor wie het huwelijk een 'burgerlijk' en dus verfoeilijk instituut was. Haar jeugd was bijzonder rusteloos – ze bezocht niet minder dan acht verschillende lagere scholen en kreeg op de HBS les van Menno ter Braak – en vanaf haar zestiende woonde ze in huis bij de bekende revolutionair-socialist Henk Sneevliet. Ze was actief in diens revolutionair-socialistische beweging, raakte bevriend met de Duitse balling Willy Brandt, correspondeerde als internationaal secretaris van de Leninistische Jeugdgarde met Lev Trotski, was betrokken bij het overlopen van Russische spionnen, en werd rond haar twintigste de minnares van Sneevliet. Daarna had ze een relatie met de dichter en mede-oprichter van de Filmliga, Henrik Scholte. Ook raakte ze eind jaren dertig bevriend met de roemruchte bibliothecaresse van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Annie Adama van Scheltema, voor wie ze allerlei opdrachten uitvoerde. Bij een bezoek aan het hoofdkwartier van de Franse trotskisten, op verzoek van Annie Adama en professor Posthumus, werd ze als staatsgevaarlijk element gearresteerd.

Tijdens de oorlog werkte ze voor de Duitse regisseur Hans Steinhoff, onder andere als productie-assistentie bij de opnames van de in Nederland opgenomen film Rembrandt. Eind 1944 kreeg ze in Duitsland een kind van een Nederlandse collaborateur. Met een doodziek kind maakte ze begin 1945 de onophoudelijke bombardementen op Berlijn mee. Na de oorlog trouwde ze met de roemruchte Joop Zwart, die in het verwoeste Berlijn speurde naar informatie over vermiste Nederlanders. Samen met Zwart smokkelde ze in opdracht van de Nederlandse regering deviezen en stal ze uit Russische archieven in Oost-Berlijn dossiers van voormalige concentratiekampgevangenen. Vanaf begin jaren vijftig dreef ze het persagentschap Deutsche Korrespondenz en in 1956 vertrok ze met hulpgoederen naar het opstandige Boedapest. Ze was bevriend met tal van intellectuelen en politici, onder wie de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken en kortstondige premier, Mosje Sjarett. Eind jaren zestig richtte ze samen met haar tweede man, Frank Fisher, en Karel van het Reve de Alexander Herzen Stichting op, die zich inzette voor de dissidenten in de Sovjet-Unie. Zij was de literair agente van dissidenten als Amalrik en Sacharov en zorgde ervoor dat hun boeken door Westerse uitgevers werden gepubliceerd.

Wanneer je negatief wilt zijn, kun je niet alleen wijzen op haar niet bijster glorieuze oorlogsverleden – al hielp ze ook onderduikers en smokkelde ze op haar vele reizen documenten – maar kun je ook zeggen dat ze haar belang alleen ontleende aan haar omgang met belangrijke mensen. Tot op zekere hoogte is dat zo, al heeft ze vanaf de jaren vijftig ook een zelfstandige rol gespeeld en heeft ze zeker voor de Russische dissidenten heel belangrijk werk gedaan. Maar inderdaad, een wereldhistorische rol heeft ze niet gespeeld. Wanneer dat echter het criterium zou zijn, dan bleven heel wat biografieën ongeschreven.

Het interessante aan het leven van Elisabeth Spanjer is dat ze het op de een of andere manier altijd voor elkaar kreeg om dáár waar het gebeurde, met haar neus vooraan te staan. Door in mijn boek als het ware een groot stuk met haar op te lopen, maakt de lezer een wandeling door interessante delen van de geschiedenis van de twintigste eeuw. Tijdens deze tocht maakt hij of zij kennis met allerlei boeiende figuren en gebeurtenissen, die weliswaar niet tot de 'canon' van de geschiedenis behoren en die in het geschiedenisonderwijs niet aan bod komen, maar die niettemin heel interessant zijn.

Maar of u dat nou allemaal moet weten? Tja, dat moet u natuurlijk zelf uitmaken. Niets moet, maar volgens mij is het wel leuk.

Rob Hartmans, 13 juni 2007

Naar de archiefindex Naar boven

En de winnaar is...

... de VU!

Na eerdere overwinningen in 2004 en 2005 - en een nederlaag in 2006 - wist het VU-team in 2007 opnieuw te triomferen in de 'Slag om Amsterdam'. Lange tijd gingen de scores min of meer gelijk op, en de UvA kwam aan het begin van de ronde II aan kop, maar de VU wist de achterstand nog voor de laatste vraag om te buigen in een voorsprong. De eindstand was 33-29.

Naar de archiefindex Naar boven

Karikatuur

Historisch Café 13-06-2007 - karikatuur door Gijs Sevenhuijsen

Naar de archiefindex Naar boven

Foto´s

U vindt hier een foto-impressie van het Historisch Café van 13 juni 2007. Klik op de foto´s om een grotere versie te bekijken.

Historisch Café 13-06-2007 - foto 1 Historisch Café 13-06-2007 - foto 2 Historisch Café 13-06-2007 - foto 3 Historisch Café 13-06-2007 - foto 4
Historisch Café 13-06-2007 - foto 5 Historisch Café 13-06-2007 - foto 6 Historisch Café 13-06-2007 - foto 7 Historisch Café 13-06-2007 - foto 8
Historisch Café 13-06-2007 - foto 9 Historisch Café 13-06-2007 - foto 10 Historisch Café 13-06-2007 - foto 11 Historisch Café 13-06-2007 - foto 12
Historisch Café 13-06-2007 - foto 13 Historisch Café 13-06-2007 - foto 14 Historisch Café 13-06-2007 - foto 15 Historisch Café 13-06-2007 - foto 16
Historisch Café 13-06-2007 - foto 17 Historisch Café 13-06-2007 - foto 18 Historisch Café 13-06-2007 - foto 19 Historisch Café 13-06-2007 - foto 20
Historisch Café 13-06-2007 - foto 21 Historisch Café 13-06-2007 - foto 22 Historisch Café 13-06-2007 - foto 23 Historisch Café 13-06-2007 - foto 24
Historisch Café 13-06-2007 - foto 25 Historisch Café 13-06-2007 - foto 26 Historisch Café 13-06-2007 - foto 27 Historisch Café 13-06-2007 - foto 28
Historisch Café 13-06-2007 - foto 29 Historisch Café 13-06-2007 - foto 30 Historisch Café 13-06-2007 - foto 31 Historisch Café 13-06-2007 - foto 32
Historisch Café 13-06-2007 - foto 33

Foto´s: Karel Bettink

Naar de archiefindex Naar boven

Quizvragen

De quizvragen vindt u in de bijlage.

Naar de archiefindex Naar boven