Archief - HC 12 mei 2004

Beschrijving van het programma

20.00 - De lemming. Een natuurlijke geschiedenis – column door Ido de Haan

Ido de Haan is hoogleraar geschiedenis na de middeleeuwen, in het bijzonder de geschiedenis van de interne politieke verhoudingen, aan de Universiteit van Utrecht.

20.15 - Duizend bommen en granaten! Historisch onderzoek naar aanleiding van gevonden bommen - presentatie door REASeuro

Riel Explosive Advice & Services Europe (REASeuro) zal een presentatie geven over haar werkzaamheden. REASeuro doet onder meer historisch onderzoek naar niet-gesprongen explosieven die mogelijk in een gebied zijn achtergebleven na bombardementen en grondgevechten. Wat kunnen deze voorwerpen ons nog leren en wat vertellen ze over Nederland in oorlogstijd? En vormen deze voorwerpen nog altijd een gevaar voor ons? De presentatie door Tanja van de Wetering zal worden geillustreerd met diverse voorwerpen die door bodemonderzoek aan het licht zijn gekomen.

21.00 - Pauze

21.15 - Een multicultureel drama in de zeventiende eeuw: de samenleving van Jakarta (Batavia) - interview met Henk Niemeijer

In de zeventiende eeuw groeide Jakarta, toen Batavia genoemd, uit tot een grote stad, waar 100.000 mensen uit een groot aantal culturen woonden. De stad was een verzamelplaats van Indonesiers, Chinezen, Indiers en Indo-Portugezen en vele andere groepen, waaronder een kleine Nederlandse minderheid. Hoe gingen al die groepen met elkaar om en wat was het beleid van het stadsbestuur? De sociale ontwrichting was groot. Etnische segregatie werkte niet. Het criminaliteitscijfer was hoog. Het Nederlands als omgangstaal sloeg niet aan; aan het eind van de zeventiende eeuw sprak het gewone volk plat Portugees of Maleis. Henk Niemeijer onderzocht hoe Nederlanders overzee zich ruim drie eeuwen geleden krampachtig inspanden voor de inburgering, scholing, kerstening en sociale controle van duizenden Aziaten in een omgeving die geleidelijk aan Indisch ging heten. Het werd een groot multicultureel drama overzee.

Dr Hendrik E. Niemeijer is werkzaam bij het Instituut voor de Geschiedenis van de Europese Expansie (IGEER) van de Universiteit Leiden als wetenschappelijk coordinator van het TANAP-project. Binnenkort verschijnt van zijn hand bij uitgeverij Balans Het vergeten rendez-vous. De samenleving van Batavia in de zeventiende eeuw.

Interview: Jan Dirk Snel

22.15 - Nabomen in P96

Naar de archiefindex Naar boven

De lemming. Een natuurlijke geschiedenis

Sinds Darwin nemen we aan dat iedere natuurlijke soort gericht is op zelfbehoud. In de strijd om het bestaan overleven de soorten die zich het best aan de omstandigheden hebben weten aan te passen en sterven andere soorten uit, niet uit lamlendigheid of onwil om te overleven, maar als onbedoeld gevolg van natuurlijke selectie. Op deze fundamentele regel van de natuurlijke geschiedenis vormt de lemming klaarblijkelijk een opvallende uitzondering. Dit marmotachtige knaagdier, met als habitat de poolstreek, zou bij tijd en wijle, wanneer de populatie te talrijk wordt, overgaan tot een spontaan malthusianisme, en zich en masse van de rotsen afstorten, direct de Poolzee in. Anders dan de meeste diersoorten, zijn lemmingen geneigd tot collectieve zelfmoord.

Tot zover de theorie. De praktijk blijkt weerbarstiger. Tot het moment dat James R. Simon in 1958 voor Disney onder de titel White Wilderness een natuurfilm over het dierenrijk van de poolstreek ging maken, had nog nooit iemand de collectieve zelfmoord van de lemmingen waargenomen. Simon bedacht een creatieve oplossing voor dat probleem. Zijn assistenten kochten van een paar Iniut-kinderen wat manden met lemmingen en lieten ze overbrengen naar Alberta, waar lemmingen overigens nooit voorkomen. De beestjes werden daar op een draaischijf geplaatst en snel rondgedraaid, om zo de illusie van een suicidale horde te creëren en vervolgens met de hand van een rots geworpen, een onzelfgekozen dood tegemoet.

Wat hiervan te denken? Om te beginnen natuurlijk dat mijn ouders gelijk hadden toen ze mij verboden naar Disney te kijken, want dat was Amerikaanse troep en een aanslag op de moraal en de goede smaak. Maar vervolgens blijft er toch een probleem over: waarom zoveel moeite gedaan om een natuurlijk fenomeen vast te leggen dat zich nooit heeft voorgedaan en zich ook nooit zal voordoen? In reactie op de documentaire White Wilderness lieten biologen zien dat lemmingen in reactie op overbevolking wel eens en masse migreren en elkaar daarbij soms van een rots of in een rivier duwen, maar dat is natuurlijk geen collectieve zelfmoord. Waar komt die onbedwingbare neiging uit voort, om te veronderstellen dat lemmingen collectief zelfmoord plegen? Waarom willen mensen dat zo graag geloven, zo zeer zelfs dat ze er niet voor terugschrikken om een slachting aan te richten onder deze onschuldige beestjes?

Ik denk dat we hier te maken hebben met een existentiële kwestie van de menselijke soort. Want wat zijn wij anders dan de ware lemmingen van het dierenrijk? Anders dan alle andere natuurlijke soorten, plegen mensen wel degelijk af en toe collectief zelfmoord. De voorbeelden zijn talrijk. De volgelingen van David Koresh, leider van de religieuze secte Branch Davidians, pleegden op 19 april 1993 zelfmoord, aan het eind van een 51 dagen durende belegering van hun vesting in Waco, Texas. De 74 doden daar vielen in het niet bij de 913 mensen die in Jonestown in de jungle van Brits Guyana 1978 omkwamen bij de collectieve zelfmoord onder de volgelingen van Jim Jones, verenigd in ‘the People’s Temple’.

Dergelijke voorbeelden kunnen nog gezien worden als het gevolg van massahysterie en zijn wellicht niet eens als zelfmoord te beschouwen. Zowel in Jonestown als in Waco waren er sterke tekenen dat althans een deel van de slachtoffers niet door eigen hand gevallen waren. Dat wordt anders als we kijken naar andere voorbeelden van een zelfgekozen dood. Zo wordt bijvoorbeeld de deelname van soldaten in de bestorming van de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog nog altijd beschreven als nastrevenswaardig voorbeeld van heroische zelfopoffering. Weliswaar zijn er genoeg tekenen dat aan Duitse en Franse kant voor augustus 1914 een oorlogsstemming heerste die aan het hysterische grenste, maar die pathologie strekt zich vrijwel nooit uit tot de uiteindelijke beslissing om uit de loopgraaf te klimmen voor een aanval die vaak al na een paar meter zou eindigen in het mitrailleurvuur van de tegenstander. Ook in deze gevallen is er sprake van groepsdwang en de fysieke dreiging van het eigen vuurpeleton indien men zich bij dergelijke aanvallen drukte, maar onmiskenbaar bevatte de deelname aan de loopgravenstrijd een element van weloverwogen gekozen heldendood.

Dat element van de welbewuste opoffering van het eigen leven geldt zonder meer voor de zelfmoordaanslagen die sinds het begin van de tweede intifadah zijn gepleegd op Israelische burgers. Zoals Avishai Margalit anderhalf jaar geleden opmerkte in een artikel over deze ‘suicide bombers’, behoorden de toen 198, en ondertussen enkele tientallen meer van deze zelfmoordenaars niet tot een leger, zoals de Japanse kamikaze-piloten of de leden van de Tamil Tijgers, die soms zelfmoordaanslagen pleegden.[1] De daders van de zelfmoordaanslagen zijn meestal gewone Palestijnse burgers, die zich enthousiast en vrijwillig bij Hamas of de Islamitische Jihad aanmelden voor het plegen van zelfmoordaanslagen. Hun belangrijkste motief lijkt te zijn om het martelaarschap te verwerven, een shahid te worden. De daders behoren over het algemeen niet tot de economisch zwakste groepen. Zij plegen hun daden niet uit wanhoop, maar, zo lijkt het, evenmin uit grote religieuze bevlogenheid. Zij benadrukken in de verklaringen die zij voorafgaand aan hun daad op video vastleggen minder de bijdrage aan de jihad, de heilige oorlog van de Islam tegen de ongelovigen, en veel meer het element van wraak op concreet aangedaan onrecht door het Israelische leger. Zij beschouwen hun daad als een bijdrage aan het zelfrespect van zichzelf, hun familie en hun volk, en zij worden dan ook met trots herdacht door de nabestaanden. Zoals de vader zei van een zoon die zich in een discotheek in Tel Aviv opblies: ‘Ik ben erg blij en trots op wat mijn zoon heeft gedaan en ik hoop dat alle mannen van Palestina en Jordanië hetzelfde zullen doen.’

Dat element van trots en zelfrespect staat ook centraal in de oervorm van collectieve zelfmoord, die van de joodse Sicarii die zich in 72 na Christus, na de belegering van Jeruzalem en de vernietiging van de tweede Tempel, hadden teruggetrokken in het fort Masada, aan de oever van de Dode Zee. Na een langdurig beleg door de Romeinse gouverneur Flavius Silva, sprak Eleazer, de leider van de belegerde joden zijn volgelingen toe en riep hen op te kiezen voor een eervolle dood boven een schaamtevolle slavernij. Om voor de Romeinen niets van waarde over te laten, moest het gehele fort moest van te voren vernietigd worden, met uitzondering van de rijke voedselvoorraad, om, zoals Eleazer stelde, ‘aan te geven dat we niet door gebrek zijn omgekomen, maar omdat we vastbesloten de dood boven de slavernij kozen.’[2] Eleazer en 960 van zijn volgelingen stierven op 15 april van het jaar 72 een zelfgekozen dood.

De toespraak van Eleazer en het verhaal van Masada zijn het kernstuk van de zionistische identiteit. Nieuwe recruten van het Israelische leger zweren hun eed van trouw op de berg Masada en het verhaal van de belegering en de eervolle oppoffering behoort tot het kerncurriculum van de zionistische opvoeding. Dat alles maakt het verschijnsel niet minder relevant. De zelfgekozen dood, als alternatief voor een eerloze ondergang is een terugkerend verschijnsel van ontzagwekkende gestalte. Het gebeurde opnieuw tijdens de jodenvervolging in de coulissen van de kruistochten vanaf de dertiende eeuw. Ook na de Duitse inval in 1940 en bij het begin van de deportaties in de zomer van 1942 pleegden enkele honderden Nederlandse joden zelfmoord.

Dergelijke voorbeelden van collectieve zelfmoord zijn derhalve niet zo makkelijk af te doen als gevallen van collectieve verdwazing. Zijn brengen tot uitdrukking dat mensen een afweging kunnen maken tussen leven en overleven. Het streven naar zelfbehoud, dat ons als natuurlijke soort eigen is, kan op gespannen voet komen te staan met het antwoord op de vraag hoe te leven. Soms is voor mensen de dood een zinvoller vorm van het leven dan te overleven in onrecht, zonder zelfrespect, of zonder eer. Maar natuurlijk is dat niet, en logisch al evenmin. Want zonder overleven is elke afweging van het soort leven dat men zou willen leiden onmogelijk. Die spanning, tussen leven en overleven, moet de lemming in ons oplossen. Ook al is het een mythe, de fabel van zijn collectieve zelfmoord maakt onze neiging de dood te kiezen boven het overleven tot een iets minder tegennatuurlijk fenomeen.

Ido de Haan – 12 mei 2004

Noten:

1. Avisha Margalit, ‘The Suicide Bombers’, New York Review of Books January 16, 2003, 36-39.

2. Josephus, De joodse oorlog, VII, 340.

Naar de archiefindex Naar boven

Verslag

The lemming inside

De lemming is bij velen bekend als hèt symbool van massahysterie en collectieve zelfmoord. Volgens Ido de Haan is dit beeld nooit waargenomen in de natuur, maar bewust door de mens geschapen: in 1958 was zo’n collectieve zelfmoord van lemmingen voor het eerst te zien in de film White Wilderness van James R. Simon. Hierin werden de lemmingen op een draaischijf gezet om chaotische rondrentaferelen te kunnen laten zien, waarna ze van een rots neerstortten – de mensen die hen naar beneden wierpen, waren buiten beeld gehouden. Geen zelfmoord dus, maar doodgewoon moord.

Vrijwillige zelfmoord komt bij mensen echter wel voor, en is van alle tijden. Denk aan het bloedbad in het jaar 72 AD op de rots van Massada, Japanse kamikazepiloten uit de Tweede Wereldoorlog, zelfmoordterroristen of de sekte van David Koresh in Waco, Texas. Een sterk staaltje projectie van menselijk gedrag op de lemming.

Waarom gebeurt dat? Ido is van mening dat de mythe van de lemming de mens kan helpen. De mens is in staat de keus te maken tussen leven en dood. In sommige situaties is de drang tot zelfbehoud niet opgewassen tegen die tot zelfmoord. Ido stelt dat het verhaal van de lemming dit begrijpelijker maakt. Diep in elk van ons zit een lemming verborgen: de fabel van zijn collectieve zelfmoord maakt onze neiging de dood te kiezen boven het overleven tot een iets minder tegennatuurlijk fenomeen.

Speuren naar niet-gesprongen explosieven

Riel Explosive Advice & Services Europe (REASeuro) verricht historisch speurwerk naar achtergebleven niet-gesprongen explosieven. Soms op verzoek van een gemeente die een nieuwbouwwijk wil aanleggen, maar er komen jaarlijks ook enkele duizenden spontane tips bij REASeuro binnen. REASeuro doet onderzoek en levert een rapport hiervan in bij de opdrachtgever, voorzien van een positief of negatief advies. Tanja van de Wetering, Thierry van den Berg en Theo Derksen gaven een presentatie over hun werkzaamheden. Ze proberen te achterhalen of er bijvoorbeeld gebombardeerd is, en hoe precies ze dat kunnen lokaliseren. Hierbij maken ze gebruik van ontstellende hoeveelheden archieven (politie, Defensie, EOC), luchtfoto’s en kaarten, maar ook van verklaringen van getuigen of zelfs nakomelingen daarvan (‘ Opa zei vroeger altijd dat we daar niet mochten spelen.’)

Een positief advies (dus een vermoeden dat er inderdaad iets ligt) kan de opdrachtgever gebruiken om rijksbijdragen aan te vragen voor het daadwerkelijke opgraven. REASeurop publiceert de onderzoeken zelf niet, uit angst voor toestroom van idioten die het spannend vinden om zelf bommen te gaan zoeken. Overigens ligt er nog aardig wat explosiefs in de grond: REASeuro schat in dat het met het huidige tempo nog zo’n 400 jaar duurt voor alle niet-gesprongen explosieven in Nederland geruimd zijn.

Een multicultureel drama

Henk Niemeijer heeft gestudeerd bij Van Deursen en is vervolgens onderzoek gaan doen naar de geschiedenis van Indonesië. Na enige strubbelingen, vanwege de religieuze factor in zijn onderzoek, slaagde hij erin om ter plekke onderzoek te gaan doen.

Het onderzoek van Henk Niemeijer naar de geschiedenis van Batavia is geresulteerd in het boek Het vergeten rendez-vous. De samenleving van Batavia in de zeventiende eeuw. De oorspronkelijke vestiging van de VOC was een handelskolonie. Na de verwoesting van de oude havenplaats Jajakarta liet de VOC een handelsnederzetting verrijzen. In het kielzog van de VOC volgden veel Aziaten, voor wie Batavia een vestigingsplaats werd. Hiernaast werden er duizenden slaven uit Zuidwest-India, de Golf van Bengalen en Bali naar Batavia gehaald, zodat er al snel een multi-ethnische samenleving ontstond. De VOC probeerde een loyale christelijke Aziatische burgerklasse te creëren. Vooral door de slavenimport werd de islam de meest invloedrijke religie.

Een belangrijke bron waren de VOC-archieven in Indonesië. Omdat de kennis van het Nederlands daar steeds spaarzamer is geworden, werden die archieven nauwelijks meer gebruikt. Het TANAP-project (Towards A New Age of Partnership) probeert hierin verandering te brengen door Zuidoost-Aziatische onderzoekers onder andere hierin op te leiden. Doel is natuurlijk enerzijds het behoud van de archieven, maar ook de ontsluiting ervan voor nieuwe groepen onderzoekers en nieuwe vormen van geschiedschrijving.

Het TANAP-project probeert geen nieuw leven te blazen in koloniale geschiedschrijving, maar de onderzoekers juist in staat te stellen om de archieven vanuit hun eigen invalshoek te bezien, bijvoorbeeld om ze te gebruiken voor geschiedschrijving van Ceylon, Siam, China of Indonesië in de zeventiende eeuw. Onderzoek waarbij de VOC-archieven gebruikt worden, maar waarin de eigen regio centraal staat. Dit project wil de VOC-archieven ontsluiten voor nieuwe groepen onderzoekers, zodat de archieven een bijdrage kunnen leveren aan bijvoorbeeld lokale of regionale geschiedschrijving.

Naar de archiefindex Naar boven