Archief - HC 14 januari 2004

Beschrijving van het programma

20.00 - De begroepsgroep van historici in Nederland - column door Jan Bank

Prof. dr. J.T.M. Bank, geboren in Amsterdam op 10 mei 1940, studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en was vervolgens redacteur van de Volkskrant. Hij promoveerde in 1983 op een proefschrift over Katholieken en de Indonesische Revolutie (in het Indonesisch vertaald als Katolik di masa Revolusi Indonesia (Jakarta 1999)) en publiceerde voorts over de politieke geschiedenis van Nederland (boeken over de Nederlandse Volks Beweging (1945-1951) en over Hendrikus Colijn) en over de geschiedenis van de Nederlandse televisie. In 1983 hield hij zijn Rotterdamse oratie over Oorlogsverleden in Nederland. Zijn Leidse oratie in 1989 droeg als titel Het roemrijk vaderland; cultureel nationalisme in Nederland in de negentiende eeuw. In 2000 verscheen van hem en van Maarten van Buuren het derde deel in de reeks Nederlandse cultuur in Europese context, getiteld 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur. Thans is hij hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden. De column vindt u hieronder.

20.15 - Zuster uit Suriname - interview met Annemarie Cottaar

Annemarie Cottaar studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Zij promoveerde op een studie over woonwagenbewoners in Nederland en publiceerde het fototekstboek Mensen van de Reis. Daarna schreef zij Ik had een neef in Den Haag, over de geschiedenis van nieuwkomers in die stad. Sinds 1998 is zij verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, waar zij onderzoek doet naar de vroege geschiedenis van Surinamers in Nederland. Tevens is zij projectleider van het Historisch Beeldarchief Migranten (http://www.iisg.nl/hbm/index.htm).

cover van Zusters uit Suriname Het boek Zuster uit Suriname (Meulenhoff) is recentelijk verschenen en vertelt de verhalen van verpleegsters uit Suriname, die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwamen. Het boek werpt ook de vraag op in hoeverre het leven van mensen van bovenaf kan worden geregeld. De rol van de overheid in het aantrekken van buitenlandse verpleegkundigen wordt daarom meegenomen in het relaas. De discussie die de afgelopen jaren hierover is gevoerd, komt daarbij ook aan bod. Het boek geeft echter vooral een uniek beeld van de verhouding tussen Surinaamse vrouwen en de Nederlandse samenleving na de oorlog.

Interview: Barbara van den Broek

21.00 - Pauze

21.15 - Kraken in Amsterdam - debat met Virginie Mamadouh, Eric Duivenvoorden en kraakster Marianne

Virginie Mamadouh is politiek geograaf en werkzaam bij de Afdeling Geografie en Planologie van de Universiteit van Amsterdam. Haar belangstelling gaat uit naar mondialisering en Europese integratie en hun uitwerking op verschillende schaalniveau's, nationale politieke culturen, meertaligheid en supranationale politieke instituties, transnationalisme en nieuwe media en stedelijke sociale bewegingen. Zij schreef over de Amsterdamse kraakbeweging in haar dissertatie De stad in eigen hand: Provo's, kabouters en krakers als stedelijke sociale bewegingen (1992)

cover van Een voet tussen de deur Ex-kraker, socioloog en filosoof Eric Duivenvoorden is ruim tien jaar bezig geweest met het ordenen van pamfletten, notulen, woord- en beeldmateriaal en interviews over kraken in Amsterdam. Zijn noeste arbeid resulteerde in het zogenaamde Staatsarchief, waarin alle informatie over vijfendertig jaar kraken netjes is gerangschikt. Het hele archief is onlangs overgedragen aan het Instituut voor Sociale Geschiedenis, waar het voor iedereen toegankelijk is. In 2000 kwam zijn boek uit: Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam, De Arbeiderspers, 2000).

22.15 - Nabomen in P96

Naar de archiefindex Naar boven

Verslag

Professor Jan Bank begon het vierde Historisch Café met een beschouwing over de beroepsgroep historici. In zijn column stelde hij drie observaties aan de orde. Ten eerste is het aantal historici aan universiteiten en hogescholen sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw aanzienlijk toegenomen. Deze kwantitatieve toename bleek geen tijdelijk fenomeen en heeft steeds meer verwetenschappelijking tot gevolg gehad. Een tweede ontwikkeling is het verschuivend beroepsperspectief van historici. Door de grote aantallen vakgenoten op de arbeidsmarkt werd de historicus gedwongen naar alternatieven voor banen in het onderwijs te zoeken. Deze verandering in beroepsbeoefening door historici heeft geleid tot een derde ontwikkeling, namelijk popularisering van geschiedenis. Dit komt tot uiting in bijvoorbeeld nieuwe televisieprogramma’s en tijdschriften.

De column vindt u hieronder.

Vervolgens werd Annemarie Cottaar door Barbara van den Broek over haar boek Zusters uit Suriname geïnterviewd. Cottaar vertelt in haar boek aan de hand van interviews en foto’s de verhalen van Surinaamse verpleegsters die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwamen om hier te werken. In Nederland bestond na de oorlog een gebrek aan verplegend personeel. Enkele Nederlandse ziekenhuizen voerden actief beleid om dit tekort aan te vullen met buitenlandse krachten door bijvoorbeeld advertenties in Surinaamse kranten te plaatsen. Dat dit succes had, bleek uit de enkele honderden Surinaamse verpleegsters die naar Nederland kwamen. Zij deden dit in eerste instantie met het idee weer naar Suriname terug te zullen keren. Velen van hen zijn uiteindelijk in Nederland gebleven.

Sinds een paar jaar laat de Nederlandse overheid met het oog op ethische bezwaren geen Surinaamse verpleegkundigen meer toe. De redenering is dat Suriname deze arbeidskrachten zelf hard nodig heeft. Volgens Cottaar lost dit besluit het probleem echter niet op. Zolang de situatie in Suriname niet verbetert, zullen Surinaamse vrouwen vertrekken om elders werk te zoeken. Nu dit niet langer in Nederland kan, zijn de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten gewilde bestemmingen.

Tot het eind van dit jaar is er een tentoonstelling over dit onderwerp te zien in het Museum voor Verpleging en Verzorging in Zetten.

Oud-kraker Eric Duivenvoorden, politiek geografe Virginie Mamadouh en actief kraakster Marianne gingen met elkaar in debat over de kraakbeweging in Nederland. Mamadouh legde uit dat het begrip kraken aan het eind van de jaren zestig is ontstaan. In 1970 vonden de eerste confrontaties met de politie plaats, waarna het weer enige tijd stil was rond de kraakbeweging. Bij de ontruiming van de Nieuwmarkt stond de kraakbeweging weer volop in de aandacht.

Binnen de kraakbeweging is er altijd sprake geweest van een richtingenstrijd. Voor de één was kraken een keiharde politieke strijd om woonruimte, voor de ander was kraken een ideële strijd. Deze interne dynamiek bestaat nog steeds en leidt tot conflicten. Volgens Marianne wordt er echter naar buiten toe wel altijd als één front opgetreden.

De drie sprekers wezen erop dat de kraakbeweging een grote invloed heeft gehad op Amsterdam. Dankzij de kraakbeweging raakte de ontwikkeling van sociale woningbouw en jongerenhuisvesting in een stroomversnelling en bestaan er nu wijkopbouworganen en politieklachtenbureaus. Bovendien vormen veel kraakpanden kunstenaarsvrijplaatsen.

Ondanks de eensgezindheid onder de sprekers over de invloed van de kraakbeweging op Amsterdam, bleek er wel sprake van een generatiekloof wanneer het de huidige kraakbeweging betrof. Duivenvoorden stelde dat deze kleinschalig en gemarginaliseerd is, dat weggetrokken wordt wanneer het kraken niet lukt en dat de kraakbeweging bovendien niet meer met de problematiek naar buiten treedt. Deze stelling kon op heftige reacties uit het publiek rekenen. Volgens de huidige generatie krakers had Duivenvoorden geen recht van spreken, omdat hij niet langer deel uitmaakt van de beweging. Marianne legde uit dat krakers zich tegenwoordig meer aan de regels moeten houden vanwege verplichtingen als banen en uitkeringen. Het verschil met de eerdere generatie krakers is dat men het zich niet langer kan veroorloven tijd in de bak door te brengen.

In dit Historisch Café werd een aantal mooie lijnen getrokken tussen verleden en heden. Na afloop discussieerden krakers, ex-krakers, historici en belangstellenden onder het genot van een drankje nog lang verder over de inhoud van de avond.

Naar de archiefindex Naar boven

De beroepsgroep van historici

Er wordt in Nederland wel over historici geschreven, er is zelfs sprake van een zelf ontworpen plicht om toch eens in het werkzame leven een citaat van of een gedachte aan Huizinga of Romein te vermelden, maar het ontbreekt ons aan een sociologisch belichting van de historici als beroepsgroep. De beoefenaren van de theoretische geschiedenis wijden weliswaar aandacht aan leven en werken van geschiedschrijvers maar zelden aan de groep als zodanig. Pim de Boer is een uitzondering, maar hij zocht in zijn dissertatie over de professionalisering van de geschiedbeoefening de voorbeelden in Frankrijk.

Ik wil vanavond - bij wijze van voorschot op een mogelijk gedegen studie - een drietal observaties aan de orde stellen, die begrepen kunnen worden in termen van een analyse van de beroepsgroep van historici.

De eerste is de opmerkelijke uitbreiding van het aantal historici aan de universiteiten en hogescholen. Zij dateert aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw, toen de zogeheten wetenschappelijke medewerkers een arbeidsrechtelijk vaste plaats kreeg toegewezen. Dat kon gebeuren, omdat het explosief gestegen aantal studenten de noodzaak schiep van grotere aantallen werkcolleges en projectgroepen. Voor zover die noodzaak niet vanzelf werd ingezien door de autoriteiten, werd hen dat door allerlei studentenacties wel ingepeperd. De wetenschappelijke medewerkers hebben trouwens zelf, door zich te organiseren, aan de versterking van hun rechtspositie en aan de groei van hun aantal krachtig bijgedragen.

Deze vermeerdering van het aantal academische historici is geen tijdelijk verschijnsel gebleken; evenmin als de komst van gastarbeiders uit de mediterrane landen in datzelfde decennium achteraf bezien een tijdelijk fenomeen was. De vermeerdering blijkt onomkeerbaar. In tijden van een crisis van de staatsfinanciën zijn er nieuwe tijdelijke arbeidsplaatsen gecreëerd als de zogeheten assistenten in opleiding of de postdoctorale onderzoeker voor wie het mogelijk werd geacht, dat zij na de tijdsduur van één generatie alsnog tot de wetenschappelijke staven zouden worden toegelaten. Daarin slaagt men nu eens wel dan weer niet. Maar de kwantiteit heeft zich op die manier gehandhaafd.

Wat heeft deze kwantitatieve ontwikkeling betekend voor de kwaliteit van de geschiedbeoefening? Een kort antwoord luidt: steeds meer verwetenschappelijking. De beroepsgroep raakt in de ban van steeds verfijnder methoden van onderzoek en van een steeds theoretischer gehalte van de vraagstelling, nog eens versterkt door de verzelfstandiging van de werving van onderzoeksgelden. De keerzijde van deze ontwikkeling is, dat de academische geschiedwetenschap steeds meer losgezongen dreigt te raken van de maatschappelijke relevantie.

De gestegen aantallen studenten uit de jaren '60 en '70 moesten worden vastgehouden als een voorwaarde voor de uitgebreidheid van de wetenschappelijke staven. Dat schiep een ander probleem, dat nu als een tweede ontwikkeling wordt aangeduid; dat van het verschuivend beroepsperspectief. Aanvankelijk zoog het al even expanderend middelbaar onderwijs de afgestudeerde historici op. Maar al aan het einde van de jaren '70 raakte de werkgelegenheid van de leraar verstopt, mede overigens omdat de zegeningen van de culturele revolutie van de jaren '60 leidden tot een forse daling van het kindertal. Universiteiten en vakgroepen werden zodoende gedwongen na te denken over andere beroepsmogelijkheden voor historici en trouwens ook voor afgestudeerden uit andere letterendisciplines. Het Historisch Platform, dat mij vanavond de gelegenheid biedt dit uit te spreken, is in 1984 als initiatief uit deze behoefte voortgekomen; een bijzondere vorm van arbeidsbemiddeling.

De veranderingen op dit gebied zijn spectaculair te noemen. Zij vonden van buiten plaats door de introductie van beroepsvoorbereidende vakken in het curriculum en van de stage als een begeleid onderdeel van de studie. De nieuwe Faculteit Maatschappijgeschiedenis van de Erasmus Universiteit ging daarin voorop met de zogeheten afstudeerrichtingen beleid en bestuur en journalistiek. Spoedig waren zulke varianten ook elders opgebouwd. De veranderingen voltrokken zich overigens ook van binnen, in het studieperspectief van de student geschiedenis. Deze bereidt zich veel bewuster voor op een keuze in een variëteit aan beroepsmogelijkheden. Het huidige kabinet biedt van zo'n diversiteit een voorbeeld: vereend in een academische historische vorming zijn de minister president, de minister van Volksgezondheid en de staatssecretaris van Sociale Zaken.

Inmiddels is zoals U weet het aantal studenten in de geschiedenis niet gedaald. Integendeel, het is als maar stijgend. Dat moet ook betekenen, dat de verandering in het beroepsperspectief, een operatie uit de jaren '80, blijvende resultaten heeft opgeleverd.

Geschiedenis is tenslotte niet alleen een thema in de media; de wijze van beroepsbeoefening heeft nieuwe programma's of media geschapen, waarin de makers pogen historische onderwerpen te behandelen in een journalistieke vorm en soms geschiedenis als nieuws te presenteren. Ik noem het televisieprogramma Andere Tijden of het radioprogramma OVT. Het eerste is vooral ook befaamd vanwege de vindingrijke keuze aan archieffragmenten, het tweede ook vanwege vormexperimenten in de radiodocumentaire. In de sector van de tijdschriften zijn er de maandbladen Spiegel Historiael en het Historisch Nieuwsblad. Het eerste laat zien dat een serieuze poging tot popularisering van de geschiedenis positieve resultaten oplevert, het tweede toont aan, dat de beroepsgroep van historici inmiddels groot en interessant genoeg is voor zulke moderne journalistieke genres als infotainment en een roddelrubriek.

Jan Bank - 14 januari 2004

Naar de archiefindex Naar boven

Foto´s

U vindt hier een foto-impressie van het vierde Historisch Café. Klik op de foto´s om een grotere versie te bekijken.

Historisch Café 14-01-2004 - foto 1 Historisch Café 14-01-2004 - foto 2 Historisch Café 14-01-2004 - foto 3
Historisch Café 14-01-2004 - foto 4 Historisch Café 14-01-2004 - foto 5

Foto´s: Alejandra Nettel (www.alejandranettel.com)

Naar de archiefindex Naar boven